ECLI:NL:CBB:2023:704

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
22/2363 en 22/2386
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing TVL-subsidie aanvragen door College van Beroep voor het Bedrijfsleven wegens te late indiening

Op 30 november 2023 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken met nummers 22/2363 en 22/2386. De zaak betreft de aanvragen van [naam 1] en [naam 3] B.V. voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie voor het eerste kwartaal van 2022. De aanvragen zijn te laat ingediend, wat niet in geschil is. Het College heeft geoordeeld dat het de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemers is om tijdig aanvragen in te dienen en om aan te tonen waarom dit niet mogelijk was. De ondernemers hebben aangevoerd dat de besluiten van de minister onvoldoende gemotiveerd waren en dat zij beter geïnformeerd hadden moeten worden door de RVO. Het College heeft deze argumenten verworpen en benadrukt dat het aan de ondernemers zelf is om de aanvraagtermijnen in de gaten te houden.

Daarnaast hebben [naam 1] en [naam 3] betoogd dat de besluiten onevenredig zijn, gezien de korte termijnoverschrijding en de ziekte van [naam 1] op het moment van de deadline. Het College heeft echter vastgesteld dat [naam 1] niet heeft aangetoond dat zijn ziekte een belemmering vormde voor het indienen van de aanvragen. Het College heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat de ondernemers niet konden aantonen dat er een duidelijke toezegging was gedaan door de RVO over de goedkeuring van hun aanvragen.

Uiteindelijk heeft het College de beroepen ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvragen door de minister bevestigd, omdat deze terecht waren afgewezen wegens te late indiening.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/2363 en 22/2386
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023

Rechter: mr. M. van der Knijff

Griffier: mr. F. Willems

Partijen

[naam 1], handelend onder de naam
[naam 2], te [plaats] ( [naam 1] ) en
[naam 3] B.V., te [plaats] ( [naam 3] ) waarvoor aanwezig is [naam 1]
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. A.M.D. Dijkstra.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat de aanvragen van [naam 1] en [naam 3] om TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2022 te laat zijn ingediend. De TVL-regeling bepaalt dat de aanvragen dan moeten worden afgewezen.
2 [naam 1] en [naam 3] hebben aangevoerd dat de bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd en niet zorgvuldig zijn genomen. Het College ziet daar geen aanleiding voor. De minister is op de bezwaargronden ingegaan en heeft specifiek naar de situatie van [naam 1] en [naam 3] gekeken. Het College is het niet met hen eens dat de RVO hen beter had moeten voorlichten over het verzamelen van bewijs, om te kunnen onderbouwen waarom de aanvragen te laat zijn ingediend. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een ondernemer om de aanvraagtermijnen in de gaten te houden. Als dat niet is gelukt, dan is het ook de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer om te onderbouwen waarom een aanvraag niet tijdig kon worden ingediend en daarvan, als dat nodig is, bewijs in te dienen.
3 [naam 1] en [naam 3] hebben aangevoerd dat de bestreden besluiten onevenredig zijn, omdat sprake is van een korte termijnoverschrijding, alleen [naam 1] de aanvragen kon indienen en hij ziek was op het moment dat de aanvraagtermijn verstreek. De minister heeft gezegd dat [naam 1] niet heeft onderbouwd dat hij ziek was op het moment dat de aanvraagtermijn verstreek, maar dat maakt voor het oordeel geen verschil. Ook in het geval van ziekte, had [naam 1] op zijn minst contact kunnen opnemen met de RVO, dan wel iemand anders contact kunnen laten opnemen, om door te geven dat hij niet tijdig de aanvragen kon indienen. [naam 1] was er namelijk van op de hoogte dat de aanvraagtermijn eind maart 2022 afliep, dat heeft hij op de zitting gezegd. Deze termijn is zo belangrijk dat, ondanks dat [naam 1] corona had, hij hiermee rekening had kunnen houden. Het is dan ook aan de ondernemer om de aanvraagtermijn goed in de gaten te houden. Dat [naam 1] en [naam 3] negatieve financiële gevolgen ervaren door de te late aanvragen, maakt de bestreden besluiten ook niet onevenredig.
4 Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. [naam 1] en [naam 3] hebben betoogd dat zij, naar aanleiding van een telefoongesprek met een medewerker van de RVO, erop vertrouwden dat hun aanvragen alsnog zouden worden toegewezen. Zij moeten dan aannemelijk maken dat er tijdens dat gesprek een duidelijke toezegging is gedaan over het besluit dat de RVO zou nemen. Zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat de RVO een toezegging heeft gedaan waaruit zij redelijkerwijs konden en mochten afleiden dat de minister de aanvragen om subsidie zou toewijzen, ondanks dat die te laat waren ingediend.
5 Het voorgaande betekent dat de minister de aanvragen terecht heeft afgewezen, omdat ze te laat zijn ingediend.
w.g. M. van der Knijff De griffier is verhinderd dit proces-verbaal mede te ondertekenen.