Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Rechter: mr. M. van der Knijff
Partijen
[naam 2], te [plaats] ( [naam 1] ) en
[naam 3] B.V., te [plaats] ( [naam 3] ) waarvoor aanwezig is [naam 1]
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Op 30 november 2023 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken met nummers 22/2363 en 22/2386. De zaak betreft de aanvragen van [naam 1] en [naam 3] B.V. voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie voor het eerste kwartaal van 2022. De aanvragen zijn te laat ingediend, wat niet in geschil is. Het College heeft geoordeeld dat het de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemers is om tijdig aanvragen in te dienen en om aan te tonen waarom dit niet mogelijk was. De ondernemers hebben aangevoerd dat de besluiten van de minister onvoldoende gemotiveerd waren en dat zij beter geïnformeerd hadden moeten worden door de RVO. Het College heeft deze argumenten verworpen en benadrukt dat het aan de ondernemers zelf is om de aanvraagtermijnen in de gaten te houden.
Daarnaast hebben [naam 1] en [naam 3] betoogd dat de besluiten onevenredig zijn, gezien de korte termijnoverschrijding en de ziekte van [naam 1] op het moment van de deadline. Het College heeft echter vastgesteld dat [naam 1] niet heeft aangetoond dat zijn ziekte een belemmering vormde voor het indienen van de aanvragen. Het College heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat de ondernemers niet konden aantonen dat er een duidelijke toezegging was gedaan door de RVO over de goedkeuring van hun aanvragen.
Uiteindelijk heeft het College de beroepen ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvragen door de minister bevestigd, omdat deze terecht waren afgewezen wegens te late indiening.