In deze zaak heeft de handelsonderneming Alblas, vertegenwoordigd door Alblas Telecommunicatie V.O.F., beroep ingesteld tegen twee besluiten van de minister voor Klimaat en Energie van 24 augustus 2022. Deze besluiten verklaarden de bezwaren van de onderneming tegen de afwijzing van haar aanvragen op grond van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek ongegrond. De minister heeft later, op 9 februari 2023, de bezwaren alsnog gegrond verklaard en de kosten van de bezwaren vergoed, maar de onderneming was van mening dat de vergoede kosten niet in overeenstemming waren met de werkelijke kosten die zij had gemaakt.
Op 18 juli 2023 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven de beroepen van de onderneming niet-ontvankelijk verklaard, omdat de onderneming geen (proces)belang meer had. De minister was niet verplicht om hogere kosten te vergoeden dan het forfaitaire bedrag dat volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) was vastgesteld. Tegen deze uitspraak heeft de onderneming verzet aangetekend, waarbij zij haar standpunt herhaalde.
Het College heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er geen redenen zijn om de eerdere uitspraak van 18 juli 2023 te herzien. De vergoeding die door de minister is toegekend, is in overeenstemming met het Bpb en er zijn geen bijzondere omstandigheden aangetoond die een afwijking van het forfaitaire stelsel rechtvaardigen. Het verzet is ongegrond verklaard, en het College heeft de beroepen tegen de besluiten van 9 februari 2023 ook ongegrond verklaard. De minister is niet verplicht om de proceskosten van het verzet te vergoeden.