ECLI:NL:CBB:2023:574

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
22/1696
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van subsidieaanvraag voor COVID-19 steun en de gevolgen van te late indiening

In de zaak met nummer 22/1696 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 september 2023 een mondelinge uitspraak gedaan over de tijdige indiening van een aanvraag voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) in het kader van de COVID-19 steunmaatregelen. De onderneming had haar aanvraag voor het eerste kwartaal van 2022 te laat ingediend, terwijl de deadline duidelijk was vermeld in de TVL-regeling en op de website van de RVO. De ondernemer had de verantwoordelijkheid om deze deadline in de gaten te houden, en het College oordeelde dat het niet relevant was dat de ondernemer dacht meer tijd te hebben op basis van eerdere kwartalen.

De onderneming voerde aan dat haar accountant had vertrouwd op een telefoongesprek met de RVO, waarin mogelijk een toezegging zou zijn gedaan over de behandeling van de aanvraag. Het College oordeelde echter dat er geen duidelijke toezegging was gedaan tijdens dat gesprek. Daarnaast stelde de onderneming dat de gevolgen van de afwijzing onevenredig waren, vooral gezien de financiële problemen en de mentale toestand van de ondernemer. Het College erkende de moeilijke situatie van de ondernemer, maar concludeerde dat deze omstandigheden niet de oorzaak waren van de te late indiening van de aanvraag. De afwijzing van de subsidie werd dan ook niet als onevenredig beschouwd.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1696
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2023

Rechter: mr. M. van der Knijff

Griffier: T. Berg

Partijen

[naam 1]te [plaats] (de onderneming), waarvoor telefonisch aan de zitting heeft deelgenomen [naam 2]
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door C. Zieleman en mr. A.M.D. Dijkstra

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In de TVL staat dat aanvragen voor het eerste kwartaal van 2022 uiterlijk 31 maart 2022 ingediend moesten worden. De aanvraag is te laat ingediend.
2. Het is de verantwoordelijkheid van een onderneming om in de gaten te houden wanneer de deadline verstrijkt. De deadline stond duidelijk in de TVL en ook op de website van de RVO. Daar kon de ondernemer checken wanneer de aanvraag uiterlijk ingediend moest worden. Dat hij dat niet heeft gedaan omdat hij er op basis van de eerdere kwartalen van uitging dat hij meer tijd had, komt voor rekening van de onderneming. Het College begrijpt dat de onderneming liever de definitieve omzetcijfers wilde doorgeven, maar dat is niet verplicht. De omzetcijfers mochten geschat worden. Dat is dus geen reden om te wachten met het doen van een aanvraag.
3. De onderneming voert aan dat haar accountant op basis van een telefoongesprek met de RVO erop vertrouwde dat de aanvraag in behandeling genomen zou worden. Het is echter niet gebleken dat er tijdens dat gesprek een duidelijke toezegging is gedaan.
4. De onderneming voert verder aan dat de gevolgen van het besluit onevenredig zijn. De subsidie was hard nodig. De onderneming wijst er daarbij ook op dat de ondernemer in die periode depressief was. Het College begrijpt dat de ondernemer een pittige tijd heeft gehad, maar dat was niet de oorzaak van de te late aanvraag. Dat de onderneming in financiële problemen kwam. had ook met andere factoren zoals de huurverhoging te maken. De afwijzing is niet onevenredig.
w.g. M. van der Knijff w.g. T. Berg