ECLI:NL:CBB:2023:573

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
22/1694
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Te late aanvraag voor TVL-subsidie door onderneming leidt tot ongegrondverklaring beroep

Op 25 september 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1694. De zaak betreft een beroep van een onderneming tegen de afwijzing van hun aanvraag voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie, die te laat was ingediend. De onderneming stelde dat de aanvraag te laat was ingediend door persoonlijke omstandigheden van het hoofd administratie, die palliatieve zorg verleende aan zijn zwager. Hierdoor was hij niet altijd op het werk en kon hij zich niet volledig concentreren op zijn taken.

Het College oordeelde dat de te late indiening van de aanvraag voor rekening van de onderneming komt. Hoewel het hoofd administratie niet te verwijten viel dat hij de aanvraag te laat indiende, ligt de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de onderneming zelf. Het College benadrukte dat het de taak van de directeur is om ervoor te zorgen dat deadlines worden gehaald, vooral in situaties waarin een medewerker onder druk staat. De directeur was op de hoogte van de situatie en had moeten ingrijpen om ervoor te zorgen dat de aanvraag op tijd werd ingediend.

De beslissing van het College houdt in dat de afwijzing van de subsidieaanvraag niet onevenredig is, ondanks de financiële gevolgen voor de onderneming. Het College verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de eerdere beslissing van de minister van Economische Zaken en Klimaat werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van verantwoordelijkheid en toezicht binnen een onderneming, vooral in tijden van persoonlijke crises.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1694
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2023

Rechter: mr. M. van der Knijff

Griffier: T. Berg

Partijen

[naam 1] B.Vte [plaats] (de onderneming), waarvoor aanwezig is [naam 2] (hoofd administratie)
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door C. Zieleman en mr. A.M.D. Dijkstra

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In de TVL staat dat aanvragen voor het eerste kwartaal van 2022 uiterlijk 31 maart 2022 ingediend moesten worden. De aanvraag is te laat ingediend. De onderneming heeft als reden gegeven dat het hoofd administratie, die alle TVL-aanvragen voor de onderneming indiende, deze aanvraag vanwege persoonlijke omstandigheden te laat heeft ingediend. Doordat hij palliatieve zorg verleende aan zijn zwager was hij niet altijd op het werk en als hij wel aanwezig was dan was hij er met zijn hoofd niet altijd bij. Volgens de onderneming lag het niet voor de hand dat iemand anders de aanvraag zou indienen.
2. Het College oordeelt dat het voor rekening van de onderneming komt dat de aanvraag te laat is ingediend. Het is het hoofd administratie gezien zijn situatie niet te verwijten dat de aanvraag te laat is ingediend, het is begrijpelijk dat zijn aandacht gefocust was op de palliatieve zorg voor zijn zwager. Het is de verantwoordelijkheid van de onderneming dat er in zo’n situatie wordt opgelet of een medewerker zijn werk wel aankan en of al het werk op tijd wordt gedaan. Zo nodig moet er worden ingegrepen en moeten taken bij iemand anders worden neergelegd. Uit de stukken en uit wat op de zitting is besproken blijkt dat de directeur op de hoogte was van de situatie. Van hem mag worden verwacht dat hij zijn werknemer dan in de gaten houdt en erop let of alle deadlines wel worden gehaald. De onderneming, en specifiek de directeur, had daar beter op moeten letten.
3. Het College begrijpt dat de afwijzing financiële gevolgen heeft voor de onderneming, maar dat komt voor rekening van de onderneming en maakt de afwijzing nog niet onevenredig.
w.g. M. van der Knijff w.g. T. Berg