ECLI:NL:CBB:2023:568

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22/829
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor Q2 2021 wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021. De aanvraag was door de onderneming ingediend na de deadline, wat leidde tot de afwijzing door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had op 25 juni 2021 een aanvraag ingediend, maar deze was niet terug te vinden in het systeem van de RVO. De minister beschouwde de aanvraag die op 7 september 2021 was ingediend als een pro-forma-aanvraag en wees deze af omdat deze buiten de aanvraagperiode viel.

De onderneming betoogde dat zij tijdig had aangevraagd en dat de aanvraag niet correct was verwerkt. De minister stelde echter dat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat het de verantwoordelijkheid van de onderneming was om ervoor te zorgen dat de aanvraag op tijd werd ingediend. Het College oordeelde dat de onderneming niet overtuigend had aangetoond dat de aanvraag tijdig was ingediend en dat de minister terecht had afgewezen.

Het College concludeerde dat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ondernemers om tijdig aanvragen in te dienen en de gevolgen van te late indiening.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/829

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats 1] (de onderneming)

(gemachtigde: B.C.R. Woestenburg)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. O. Andich en A.M.D. Dijkstra).

Procesverloop

Met het besluit van 17 november 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode april tot en met juni (Q2) van 2021 aangemerkt als een proformaaanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 18 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 10 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigde van de onderneming en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1 Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Op 3 september 2021 heeft de onderneming contact opgenomen met de minister om navraag te doen over de status van de TVL-aanvraag voor Q2 van 2021. Tijdens dat gesprek is de onderneming verwezen naar het webformulier voor te laat ingediende aanvragen. Op 7 september 2021 heeft de onderneming het webformulier ingediend. De minister heeft dit opgevat als een pro-forma-aanvraag en heeft de aanvraag bij het besluit van 17 november 2021 afgewezen omdat die buiten de aanvraagperiode is ingediend.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de onderneming
3 De onderneming betoogt dat zij in aanmerking moet komen voor subsidie voor Q2 van 2021 omdat zij tijdig, namelijk op 25 juni 2021, een aanvraag daarvoor heeft ingediend. De aanvraag bleek alleen niet terug te vinden in het portaal van de RVO. Op verzoek van de RVO heeft de onderneming ook bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de aanvraag tijdig is ingediend. De minister heeft de melding door middel van het webformulier dan ook ten onrechte aangemerkt als een pro-forma-aanvraag en ten onrechte afgewezen omdat de aanvraag te laat zou zijn ingediend. Het is onjuist dat de onderneming heeft aangegeven dat zij geen aanvraag kon indienen vanwege een technische storing zoals in het bestreden besluit staat vermeld. De onderneming verzoekt de op 25 juni 2021 ingediende TVL-aanvraag voor Q2 van 2021 alsnog in behandeling te nemen.
Standpunt van de minister
4 De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag terecht is afgewezen. De onderneming heeft niet tijdens de aanvraagperiode een aanvraag ingediend, maar pas op 7 september 2021. De te late aanvraag moet voor rekening en risico van de onderneming komen. Het is de verantwoordelijkheid van de onderneming om tijdig een aanvraag in te dienen.
Beoordeling door het College
5.1
Artikel 2.3.8 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q2 van 2021 uiterlijk op 20 augustus 2021 voor 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
5.2
Uit artikel 2.3.8 gelezen in samenhang met artikel 2.3.6, eerste lid en onder a, van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
6 De onderneming stelt dat zij de aanvraag tijdig heeft ingediend. Het is aan haar om deze stelling aannemelijk te maken. Echter, zij heeft haar stelling niet overtuigend onderbouwd. De overgelegde informatie van het accountantskantoor van de onderneming, waaronder een proefberekening van de TVL van 15 juni 2021, een Exceloverzicht waarin door een medewerker van het accountantskantoor is aangegeven dat de aanvraag is ingediend en een overzicht van de urenverantwoording waarin staat dat de aanvraag is ingediend, is hiervoor niet voldoende. Hieruit blijkt namelijk niet dat het accountantskantoor de aanvraag ook daadwerkelijk heeft ingediend. De minister heeft terecht opgemerkt dat indien de aanvraag op de juiste manier is ingediend, een bevestigingsmail wordt verstuurd. De onderneming heeft deze bevestigingsmail niet kunnen overleggen. Ter zitting is erkend dat het accountantskantoor dat de opdracht had de aanvraag in te dienen, wist dat een bevestigingsmail zou worden verstuurd, omdat het al vaker meerdere aanvragen voor verschillende ondernemingen tegelijkertijd heeft ingediend en toen ook meerdere bevestigingsmails heeft ontvangen. Dat in de bevestigingsmails geen naam van de onderneming staat vermeld maar alleen het zaaknummer dat RVO aan de zaak geeft, zodat het volgens het accountantskantoor voor hem niet mogelijk is de bevestigingen één op één te matchen met de ingediende aanvragen, maakt dit niet anders. Het accountantskantoor had bijvoorbeeld kunnen controleren of het aantal bevestigingsmails overeenkwam met het aantal aanvragen dat was ingediend. De minister is nog nagegaan of de aanvraag op een andere plek in het systeem is binnengekomen en of er op 25 juni 2021 een technische storing was. Dit was echter niet het geval. Daarom is niet aannemelijk dat de aanvraag vanwege een technische storing niet is ontvangen. De onderneming heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij tijdig een aanvraag heeft ingediend.
7.1
Voor de wijze waarop de minister omgaat met te laat ingediende aanvragen verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat in 7.3 van die uitspraak is overwogen merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel.
7.2
De onderneming heeft niet tijdig een aanvraag ingediend en zij heeft tijdens de aanvraagperiode ook geen contact opgenomen met de minister over de aanvraag. Zij heeft voor het eerst contact opgenomen met de minister na het verstrijken van de aanvraagtermijn. Niet is gebleken dat niet tijdig een aanvraag kon worden ingediend. De minister heeft er terecht op gewezen dat het de verantwoordelijkheid is van de onderneming om ervoor te zorgen dat zij tijdig een aanvraag indient. De onderneming heeft zelf de keuze gemaakt om een ander verantwoordelijk te maken voor het indienen van de aanvraag. De gevolgen hiervan komen daarom voor risico van de onderneming. Hoewel het College begrijpt dat de afwijzing van de aanvraag financiële gevolgen heeft voor de onderneming, maakt dit niet dat de aanvraag alsnog in behandeling moet worden genomen.
Conclusie
8 Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de aanvraag tijdig is ingediend.
9 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
w.g. H.S.J. Albers w.g. F. Willems
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)
Artikel 2.3.6. van de TVL bepaalt dat:
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
[…]
Artikel 2.3.8. van de TVL bepaalt dat:
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.