Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen
[naam 2], te [woonplaats] (de ondernemer)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021. De aanvraag was ingediend door een ondernemer, vertegenwoordigd door gemachtigde S.J. Kruis, maar werd afgewezen omdat deze buiten de aanvraagperiode was ingediend. De ondernemer had zijn aanvraag te laat ingediend, namelijk na de deadline van 26 oktober 2021 om 17.00 uur. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag als proforma aangemerkt en het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 10 juli 2023 was de ondernemer niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het standpunt van de ondernemer toegelicht. De ondernemer stelde dat de te late indiening niet zijn schuld was en dat hij recht had op compensatie voor geleden verlies. De minister daarentegen benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is om tijdig een aanvraag in te dienen, ongeacht of dit door hemzelf of door een derde gebeurt. De minister stelde dat de regelgeving dwingend is en dat er geen ruimte is voor afwijkingen van de indieningstermijnen.
Het College oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat de ondernemer zelf verantwoordelijk was voor de te late indiening. De minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt dat de strikte naleving van de indieningstermijnen essentieel is in het kader van de TVL-regeling, en dat er geen ruimte is voor coulance in dit geval. Het beroep van de ondernemer werd ongegrond verklaard.