ECLI:NL:CBB:2023:563

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22/925
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor het derde kwartaal van 2021 wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021. De aanvraag was ingediend door een ondernemer, vertegenwoordigd door gemachtigde S.J. Kruis, maar werd afgewezen omdat deze buiten de aanvraagperiode was ingediend. De ondernemer had zijn aanvraag te laat ingediend, namelijk na de deadline van 26 oktober 2021 om 17.00 uur. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag als proforma aangemerkt en het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 10 juli 2023 was de ondernemer niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het standpunt van de ondernemer toegelicht. De ondernemer stelde dat de te late indiening niet zijn schuld was en dat hij recht had op compensatie voor geleden verlies. De minister daarentegen benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is om tijdig een aanvraag in te dienen, ongeacht of dit door hemzelf of door een derde gebeurt. De minister stelde dat de regelgeving dwingend is en dat er geen ruimte is voor afwijkingen van de indieningstermijnen.

Het College oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat de ondernemer zelf verantwoordelijk was voor de te late indiening. De minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt dat de strikte naleving van de indieningstermijnen essentieel is in het kader van de TVL-regeling, en dat er geen ruimte is voor coulance in dit geval. Het beroep van de ondernemer werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/925

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam 1] ,handelend onder de naam
[naam 2], te [woonplaats] (de ondernemer)
(gemachtigde: S.J. Kruis )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. O. Andich en A.M.D. Dijkstra).

Procesverloop

Met het besluit van 30 november 2021 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode juli tot en met september (Q3) van 2021 aangemerkt als een proformaaanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 31 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 10 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van de minister. De ondernemer is niet verschenen.

Overwegingen

1 Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.4.8. van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q3 van 2021 uiterlijk op 26 oktober 2021 voor 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de ondernemer
3 De ondernemer erkent dat hij de aanvraag voor Q3 van 2021 te laat heeft ingediend. Slechts twee dagen na het verstrijken van de aanvraagperiode, kwam het accountantskantoor erachter dat geen aanvraag was ingediend en heeft hij contact opgenomen met de RVO. Dat de ondernemer nu een bedrag aan TVL misloopt, is niet te rechtvaardigen. Het water staat tot aan zijn lippen en hij heeft geen enkel vertrouwen in de toekomst. De ondernemer is van mening dat het hier niet gaat om een subsidie maar om een daadwerkelijke compensatie voor het geleden verlies. Een definitieve vaststelling op basis van werkelijke omzetgegevens over het tijdvak, zou hier dan ook gerechtvaardigd zijn. Daarnaast zou de minister zich coulant moeten opstellen omdat besluiten op aanvragen ook langer zijn blijven liggen.
Standpunt van de minister
4 De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de te late aanvraag voor rekening en risico van de ondernemer moet komen. Het is namelijk de verantwoordelijkheid van een ondernemer om tijdig een aanvraag in te dienen. De ondernemer blijft ook zelf verantwoordelijk indien een derde de aanvraag voor hem indient. Uit de regelgeving volgt dat de aanvraag voor 26 oktober 2021 om 17.00 uur moest worden ingediend. Dit is ook duidelijk op de website van de RVO vermeld. Uit de regelgeving volgt ook dat de minister de aanvraag moet afwijzen wanneer deze niet binnen de aanvraagperiode is ingediend. Dat sprake is van een overschrijding van twee dagen, maakt dit niet anders. De minister is van mening dat hij de aanvraag terecht heeft afgewezen. Daarnaast merkt de minister nog op dat geen sprake is van compensatie voor geleden omzetverlies, maar een tegemoetkoming voor vaste lasten.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.4.6., eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL gelezen in samenhang met artikel 2.4.8 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waarop de TVL is gebaseerd), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de ondernemer de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, rechtsoverwegingen 6.1 tot en met 6.4).
5.3
Het College vat het verzoek aan de minister om coulant te zijn en de omstandigheden die hij aanvoert, op als een verzoek tot het buiten toepassing laten van de dwingende afwijzingsgrond in zijn geval, vanwege strijd met het evenredigheidsbeginsel.
5.4
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Niet is gebleken dat het niet mogelijk was om tijdig een aanvraag in te dienen. Daarnaast heeft de ondernemer zelf de keuze gemaakt om iemand anders verantwoordelijk te maken voor de aanvraag. De gevolgen van de te late indiening van de aanvraag komen dan ook voor rekening en risico van de ondernemer. Dat andere aanvragen langer zijn blijven liggen, zoals de ondernemer stelt, maakt dit niet anders. De aanvraag voor Q3 van 2021 is immers niet afhankelijk van de afwikkeling van de aanvragen voor andere tijdvakken. Dat de ondernemer serieuze financiële gevolgen ervaart door de te late aanvraag maakt het bestreden besluit evenmin onevenredig.
6 Over het betoog van de ondernemer dat de TVL geen subsidie is maar compensatie voor daadwerkelijk geleden verlies, overweegt het College dat de Regeling geen ruimte biedt voor een definitieve vaststelling op basis van werkelijke omzetgegevens zoals door de ondernemer is verzocht.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
w.g. H.S.J. Albers w.g. F. Willems
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)
Artikel 2.4.6. van de TVL bepaalt dat:
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
[…]
Artikel 2.4.8. van de TVL bepaalt dat:
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 31 augustus 2021 tot en met 26 oktober 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.