ECLI:NL:CBB:2023:560

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
AWB/22/890
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor het vierde kwartaal van 2020 wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. De ondernemer, handelend onder de naam [naam 2], had zijn aanvraag te laat ingediend, namelijk na de deadline van 29 januari 2021 om 17.00 uur. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag op 21 april 2021 als proformaaanvraag aangemerkt en deze vervolgens afgewezen. Het bezwaar van de ondernemer tegen deze afwijzing werd op 29 maart 2022 ongegrond verklaard, waarna de ondernemer beroep instelde.

Tijdens de zitting op 10 juli 2023 was de ondernemer niet aanwezig, maar zijn gemachtigden waren wel aanwezig. De ondernemer stelde dat technische redenen hem verhinderden om tijdig een aanvraag in te dienen. De minister betwistte dit en stelde dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer was om tijdig een aanvraag in te dienen. De minister wees erop dat de ondernemer geen bewijs had geleverd van de technische problemen en dat hij geen contact had opgenomen met de RVO tijdens de aanvraagperiode om zijn problemen te melden.

Het College oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen. De wetgeving rondom de TVL is duidelijk: aanvragen moeten tijdig worden ingediend en de minister heeft geen ruimte om hiervan af te wijken. De ondernemer had niet aangetoond dat hij door technische problemen niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/890

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [woonplaats] (de ondernemer)

(gemachtigde: [naam 3] )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat,

(gemachtigden: mr. O. Andich en A.M.D. Dijkstra).

Procesverloop

Met het besluit van 21 april 2021 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode oktober tot en met december (Q4) van 2020 aangemerkt als een proformaaanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 29 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van de minister. De ondernemer is niet verschenen.

Overwegingen

1 Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.1.8. van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q4 van 2020 uiterlijk op 29 januari 2021 voor 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de ondernemer
3 De ondernemer erkent dat hij de aanvraag te laat heeft ingediend. Wegens technische redenen was het niet mogelijk om tijdig digitaal een aanvraag in te dienen. Om die reden heeft de ondernemer schriftelijk een verzoek gedaan om de termijn voor het aanvragen van tegemoetkoming voor Q4 van 2020 te verlengen. Dit verlengingsverzoek is op 29 januari 2021 om 17.35 uur per aangetekende post aangeboden bij PostNL.
Standpunt van de minister
4 De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de te late aanvraag voor rekening en risico van de ondernemer moet komen. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om tijdig een aanvraag in te dienen. De minister moet de aanvraag afwijzen als die te laat is ingediend. Een technisch probleem binnen de ketenmachtiging en de reistijd en wachttijd naar het postkantoor zijn geen bijzondere omstandigheden die tot een verschoonbare te late aanvraag moeten leiden. De omstandigheden die de ondernemer schetst, hebben het niet onmogelijk gemaakt voor hem om een aanvraag te doen. De ondernemer heeft niet onderbouwd of aangetoond dat sprake was van een (technisch) probleem bij het indienen van de aanvraag. Daarnaast is niet gebleken dat de ondernemer tijdens de aanvraagperiode contact heeft opgenomen met de RVO over de problemen waar hij tegenaan liep bij het indienen van de aanvraag. Dat de ondernemer vervolgens heeft besloten om een aangetekende brief te verzenden, die op 29 januari 2021 om 17.35 uur door PostNL is ontvangen, is voor de minister geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het komt voor rekening van de ondernemer dat hij ervoor heeft gekozen om de aanvraag per aangetekende post te verzenden na afloop van de termijn. De minister is van mening dat hij de aanvraag terecht heeft afgewezen.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.1.6., eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL gelezen in samenhang met artikel 2.1.8 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waarop de TVL is gebaseerd), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de ondernemer de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, rechtsoverwegingen 6.1 tot en met 6.4).
5.3
De ondernemer heeft aangevoerd dat het wegens technische redenen niet mogelijk was om tijdig een aanvraag in te dienen. Hij heeft dit echter niet onderbouwd met stukken. De ondernemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat de te late indiening van de aanvraag is veroorzaakt door een technische storing. Omdat niet is gebleken dat het indienen van een tijdige aanvraag onmogelijk was, moeten de gevolgen de van de te late indiening van de aanvraag voor rekening en risico van de ondernemer blijven. Daarbij neemt het College in aanmerking dat de ondernemer tijdens de aanvraagperiode ook geen contact heeft opgenomen met de minister om te melden dat hij problemen had met het indienen van de aanvraag. Dat hij op 29 januari 2021 om 17.35 uur een poststuk heeft aangeboden bij PostNL met het verzoek om de aanvraagperiode te verlengen, maakt dit niet anders. Dit poststuk is niet binnen de aanvraagperiode door de minister ontvangen.
Conclusie
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
w.g. H.S.J. Albers w.g. F. Willems
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)
Artikel 2.1.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL bepaalt dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
Artikel 2.1.8 van de TVL bepaalt dat:
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 november 2020 tot en met 29 januari 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.