ECLI:NL:CBB:2023:547

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
22/1651
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van referentiekwartalen bij TVL-subsidie in het kader van COVID-19

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 september 2023, is het beroep van een onderneming tegen de afwijzing van de TVL-subsidie ongegrond verklaard. De onderneming had verzocht om af te wijken van de referentiekwartalen die zijn vastgesteld in de regeling voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) vanwege bijzondere omstandigheden. De onderneming stelde dat de referentiekwartalen, het vierde kwartaal van 2019 en het eerste kwartaal van 2020, niet representatief waren door een renovatie in 2019 en de impact van COVID-19 in 2020.

Het College oordeelde dat er alleen in uitzonderlijke omstandigheden van de referentiekwartalen kan worden afgeweken. Eerdere uitspraken hebben duidelijk gemaakt dat een verbouwing niet als een uitzonderlijke omstandigheid wordt beschouwd. De onderneming had ook aangevoerd dat de afwijzing onevenredig was, maar het College stelde vast dat de minister wel degelijk rekening had gehouden met de getroffen ondernemers in de horecasector, maar dat er strikte eisen waren gesteld aan het omzetverlies.

De uitspraak benadrukt dat de afwijzing van de subsidie niet alleen gebaseerd is op de specifieke situatie van de onderneming, maar ook op de bredere context van de regeling en de gelijkheid van behandeling van alle ondernemers in de sector. De beslissing van de minister om de subsidie niet toe te kennen werd als rechtmatig en niet onevenredig beoordeeld.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1651
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2023

Rechter: mr. M. van der Knijff

Griffier: I.E. van de Geest

Partijen

[naam 1](de onderneming), te [woonplaats] , vertegenwoordigd door [naam 2] , bijgestaan door mr. Y.M. van der MeulenKrouwel,
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. S.M. Piron en mr. N.J. Mathura.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In de TVL is bepaald dat het omzetverlies wordt vastgesteld aan de hand van een referentiekwartaal. Voor het vierde kwartaal van 2021 is het referentiekwartaal naar keuze het vierde kwartaal van 2019 of het eerste kwartaal van 2020.
2. De onderneming vindt beide kwartalen niet representatief. In het vierde kwartaal van 2019 heeft een renovatie van het restaurant plaatsgevonden en in het eerste kwartaal van 2020 was er vanwege de opkomst van Covid-19 minder toerisme en moest de horeca de laatste twee weken sluiten. De onderneming vindt het ook onevenredig dat er geen TVL-subsidie wordt verleend, omdat zij wel binnen de doelgroep valt die de regering met de TVL-regeling wilde helpen en omdat zij fors getroffen is door de maatregelen.
3. In eerdere uitspraken van het College is geoordeeld dat er alleen bij uitzonderlijke omstandigheden reden is om van de referentiekwartalen uit de TVL af te wijken. Dat is een strenge maatstaf. In eerdere uitspraken is ook al geoordeeld dat een verbouwing niet zo’n uitzonderlijke omstandigheid is. Het College oordeelt daarom dat de renovatie geen reden is waarom de minister in dit geval moest afwijken van het vierde kwartaal van 2019 als referentiekwartaal. Er is ook geen reden waarom de minister moest afwijken van het eerste kwartaal van 2020 als referentiekwartaal. Het College begrijpt dat er door de afname van toerisme minder klanten waren en dat dit gezien de toeristische locatie impact had op de onderneming, maar dat is geen uitzonderlijke omstandigheid. Dat gold namelijk ook voor andere horecabedrijven, niet alleen voor dit restaurant.
4. De afwijzing is ook niet onevenredig. De minister heeft in het algemeen wel getroffen ondernemers in de horecasector als een doelgroep voor ogen gehad, maar heeft daar in de TVL-regeling wel eisen aan gesteld over onder andere het omzetverlies. Het College begrijpt dat de afwijzing financiële gevolgen heeft voor de onderneming, maar dat maakt de afwijzing nog niet onevenredig.
w.g. M. van der Knijff w.g. I.E. van de Geest