Op 7 september 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken met nummers 23/976, 23/977 en 23/978. De zaak betreft een verzoek van een onderneming om herziening van eerder genomen vaststellingsbesluiten voor subsidies in het kader van de COVID-19 regeling. De onderneming had verzocht om herziening van de subsidies voor de vierde kwartaal van 2020, het eerste kwartaal van 2021 en het tweede kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had deze subsidies vastgesteld op basis van de aanvragen van de onderneming, maar de onderneming had geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. In de bezwaarprocedure over het derde kwartaal van 2020 had de onderneming wel aangevoerd dat er sprake was van een voortgezette onderneming, maar dit was niet gecommuniceerd naar de minister in het kader van de herzieningsverzoeken. Het College oordeelde dat de minister de verzoeken om herziening terecht had afgewezen, omdat de onderneming zelf had verzuimd om tijdig op te komen tegen de besluiten of de minister op de hoogte te stellen van de lopende bezwaarprocedure. De onderneming's verwachting dat het wel goed zou komen, werd als onvoldoende beschouwd om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak werd mondeling gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.