ECLI:NL:CBB:2023:492

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
22/346
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor het tweede kwartaal van 2021 wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 12 september 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021. De ondernemer had zijn aanvraag te laat ingediend, namelijk na de deadline van 20 augustus 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag als pro-forma aangemerkt en afgewezen. De ondernemer stelde dat hij dacht dat de aanvraag al was ingediend, maar ontdekte pas later dat dit niet het geval was. Hij vroeg om coulance en benadrukte de noodzaak van de subsidie voor zijn bedrijf.

De minister verdedigde de afwijzing door te stellen dat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer was om ervoor te zorgen dat de aanvraag op tijd werd ingediend. Het College oordeelde dat de minister terecht had afgewezen, omdat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van tijdige indiening. De ondernemer had geen ontvangstbevestiging ontvangen, wat een indicatie had moeten zijn om na te gaan of de aanvraag daadwerkelijk was ingediend. Het College concludeerde dat de negatieve financiële gevolgen voor de ondernemer niet maakten dat de afwijzing onevenredig was.

Het beroep van de ondernemer werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van aanvragen en de verantwoordelijkheid van ondernemers in dit proces.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/346

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [woonplaats]

(de ondernemer)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat,

(gemachtigden: mr. S. Piron en mr. A.M.D. Dijkstra).

Procesverloop

Met het besluit van 20 oktober 2021 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal (Q2) van 2021 aangemerkt als pro-forma-aanvraag en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 14 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 8 juni 2023. Daaraan hebben deelgenomen de ondernemer en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat om een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.3.8 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q2 van 2021 uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. Wel heeft de minister voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag, de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Als de minister de termijnoverschrijding verschoonbaar vond, dan werd het digitale aanvraagsysteem voor de desbetreffende ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de ondernemer
3 De ondernemer erkent dat hij de aanvraag volgens de regels te laat heeft ingediend. Hij was ervan overtuigd dat hij de aanvraag al had gedaan. Zijn aanvraag stond klaar om te worden ingediend, maar de ondernemer stelt uiteindelijk te zijn vergeten om de aanvraag daadwerkelijk in te dienen. Bij het gereedmaken van de aanvraag voor Q3 van 2021 ontdekte de ondernemer dat de aanvraag voor Q2 van 2021 niet was ingediend. De ondernemer vraagt om coulance en om hem alsnog subsidie toe te kennen. Het is pure pech dat hij hierdoor een bedrag van € 7.500,- aan subsidie misloopt. De ondernemer stelt de subsidie dringend nodig te hebben om het bedrijf draaiend te kunnen houden. De ondernemer benadrukt een eerlijke ondernemer te zijn die niet fraudeert of uitvluchten zoekt.
Standpunt van de minister
4 Volgens de minister is de pro-forma-aanvraag van de ondernemer terecht afgewezen. De ondernemer heeft niet binnen de aanvraagtermijn een aanvraag voor subsidie ingediend. Dat de ondernemer een conceptaanvraag had klaargezet, betekent niet dat er sprake was van een tijdige indiening van de aanvraag. De aanvraag is namelijk niet daadwerkelijk ingediend. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een ondernemer die aanspraak wenst te maken op de TVL om tijdig een aanvraag in te dienen. De ondernemer had kunnen weten dat de aanvraag niet was ingediend. Bij een geslaagde indiening van de aanvraag wordt namelijk een ontvangstbevestiging verzonden. Die is in dit geval niet verzonden. De minister is geen omstandigheden gebleken die ertoe leiden dat de te laat ingediende aanvraag alsnog inhoudelijk beoordeeld dient te worden.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht, noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de ondernemer de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar zijn uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van die uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
5.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De ondernemer is verantwoordelijk voor het doen van een tijdige aanvraag. Het komt voor zijn rekening en risico dat hij is vergeten om de aanvraag daadwerkelijk in te dienen, zodat de aanvraag voor Q2 van 2021 niet tijdig is gedaan. Het ontbreken van een ontvangstbevestiging had aanleiding moeten vormen om na te gaan of de aanvraag daadwerkelijk was ingediend. Dat de ondernemer negatieve financiële gevolgen ervaart door zijn te late aanvraag, maakt het bestreden besluit evenmin onevenredig.
5.4
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvraag tijdig is ingediend.
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen.
M.P. Glerum w.g. F. Willems

BIJLAGE

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef onder a
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:
a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
Artikel 2.3.8
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met
20 augustus 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.