ECLI:NL:CBB:2023:461

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
22/1280
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugvordering subsidie COVID-19 wegens omzetverlies onder de 30%

In deze zaak heeft de vennootschap De Groene Vlinder Tilburg B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarbij de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021 is vastgesteld op € 0. De minister heeft het aan de vennootschap betaalde voorschot teruggevorderd, omdat de vennootschap minder dan 30% omzetverlies had ten opzichte van de referentieperiode, namelijk 28,9%. De vennootschap heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 17 juli 2023 hebben de gemachtigden van de vennootschap en de minister hun standpunten toegelicht. De vennootschap betwist niet dat haar omzetverlies 28,9% is, maar stelt dat de 30%-grens voor haar onterecht is en dat de minister de regeling ook in haar geval had moeten toepassen. De vennootschap heeft diverse initiatieven genomen om haar omzet te verhogen, zoals het thuisbezorgen van maaltijden en het openen van een tijdelijke ijssalon.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de minister terecht heeft gehandeld door de subsidie vast te stellen op nihil, aangezien de vennootschap niet voldoet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies. Het College begrijpt de frustratie van de vennootschap, maar oordeelt dat het niet voldoen aan de omzetverliesgrens geen reden is om van de regeling af te wijken. Het beroep is ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1280
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

De Groene Vlinder Tilburg B.V., te Tilburg (de vennootschap)

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. drs. G.O. Hoeksma en mr. S.F. Hu)

Procesverloop

De minister heeft de aan de vennootschap verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021 vastgesteld op € 0 en het aan de vennootschap betaalde voorschot teruggevorderd.
De vennootschap heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de minister met zijn besluit van 3 juni 2022 ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
De vennootschap heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 17 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van de vennootschap en [naam 3] , en de gemachtigden van de minister.
Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In de TVL is bepaald dat om voor de tegemoetkoming in aanmerking te komen sprake moet zijn van een omzetverlies van ten minste 30% ten opzichte van de referentieperiode.
2. De minister heeft de TVL-subsidie vastgesteld op nihil en de betaalde voorschotten teruggevorderd omdat de vennootschap in de subsidieperiode minder dan 30% omzetverlies had ten opzichte van de referteperiode, namelijk 28,9%.
3. De vennootschap betwist niet dat haar omzetverlies 28,9% is en ook niet dat de minister daarom niet anders kon dan de betaalde voorschotten terugvorderen. Zij vindt alleen dat de grens van 30% voor haar niet eerlijk uitpakt en dat de minister de regeling ook in haar geval had moeten toepassen. De vennootschap heeft namelijk vanaf het begin van de horecasluiting er alles aan gedaan om de omzet te vergroten en haar medewerkers aan het werk te houden. Ze is onder meer begonnen met het thuisbezorgen van maaltijden en ze heeft een tijdelijke ijssalon en een pop-upstore geopend. Zij haar personeel ingezet voor onderhoudswerkzaamheden en een van haar personeelsleden gedetacheerd. De vennootschap vindt dat zij door de strikte handhaving van de grens van 30% gestraft wordt voor haar ondernemerschap.
4. Hoewel het College begrijpt dat het voor de vennootschap frustrerend is dat zij door haar eigen activiteiten geen recht heeft op de tegemoetkoming, vindt het College dat de minister terecht vindt dat dat niet tot gevolg kan hebben dat zij die toch ontvangt terwijl zij niet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies voldoet. Zoals het College al eerder heeft geoordeeld is het net niet voldoen aan het vereiste omzetverlies ook geen omstandigheid waardoor het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Daarom is het beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.
w.g. B. Basteinw.g. M.B. van Zantvoort