In deze zaak heeft de vennootschap De Groene Vlinder Tilburg B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarbij de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021 is vastgesteld op € 0. De minister heeft het aan de vennootschap betaalde voorschot teruggevorderd, omdat de vennootschap minder dan 30% omzetverlies had ten opzichte van de referentieperiode, namelijk 28,9%. De vennootschap heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 17 juli 2023 hebben de gemachtigden van de vennootschap en de minister hun standpunten toegelicht. De vennootschap betwist niet dat haar omzetverlies 28,9% is, maar stelt dat de 30%-grens voor haar onterecht is en dat de minister de regeling ook in haar geval had moeten toepassen. De vennootschap heeft diverse initiatieven genomen om haar omzet te verhogen, zoals het thuisbezorgen van maaltijden en het openen van een tijdelijke ijssalon.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de minister terecht heeft gehandeld door de subsidie vast te stellen op nihil, aangezien de vennootschap niet voldoet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies. Het College begrijpt de frustratie van de vennootschap, maar oordeelt dat het niet voldoen aan de omzetverliesgrens geen reden is om van de regeling af te wijken. Het beroep is ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.