ECLI:NL:CBB:2023:452

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
22/369
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL door de minister van Economische Zaken en Klimaat

In deze zaak heeft de voetbalvereniging een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021. De aanvraag is echter afgewezen door de minister van Economische Zaken en Klimaat, omdat deze buiten de aanvraagperiode was ingediend. De minister heeft op 3 november 2021 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de voetbalvereniging ongegrond verklaard in een besluit van 20 januari 2022. De voetbalvereniging heeft hiertegen beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Tijdens de zitting op 1 juni 2023 heeft de voetbalvereniging aangevoerd dat de aanvraag op 18 augustus 2021 was ingediend, maar dat deze om onbekende redenen niet door de minister was ontvangen. De minister heeft echter vastgesteld dat er op die datum geen technische storingen waren en dat de aanvraag niet tijdig was ingediend. Het College heeft geoordeeld dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de indieningstermijn niet was gerespecteerd. De voetbalvereniging had de verantwoordelijkheid om tijdig een bevestiging van de indiening te ontvangen.

Het College heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de regelgeving duidelijk de consequenties van een te late indiening uiteenzet. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden, en het beroep van de voetbalvereniging is ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/369

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2023 in de zaak tussen

Voetbalvereniging [naam 1] , te [woonplaats] , (de voetbalvereniging),

(gemachtigde: [naam 2] )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. N.J. Mathura).

Procesverloop

Met het besluit van 3 november 2021 heeft de minister de aanvraag van de voetbalvereniging voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode april tot en met juni (Q2) van 2021 afgewezen.
Met het besluit van 20 januari 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de voetbalvereniging ongegrond verklaard.
De voetbalvereniging heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De voetbalvereniging heeft nadere stukken ingediend.
De zitting was op 1 juni 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van partijen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.3.8 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q2 van 2021 uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat deze te laat is ingediend.
Standpunt van de voetbalvereniging
3. De voetbalvereniging stelt zich op het standpunt dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen. Zij heeft namelijk op 18 augustus 2021 een aanvraag gedaan, maar de minister heeft deze om onbekende redenen niet ontvangen. Eerdere aanvragen zijn wel altijd goed gegaan en de voetbalvereniging vermoedt om die reden dat er een storing was. Zij heeft toegelicht dat de penningmeester de aanvraag vanuit zijn vakantieadres in Italië heeft gedaan en dat een ontvangstbevestiging normaal gesproken naar het e-mailadres van de voetbalvereniging wordt gestuurd. Bij terugkomst van vakantie heeft de penningmeester gecontroleerd of hij een ontvangstbevestiging had ontvangen op dat e-mailadres, maar dit was niet het geval. Hierop is direct een melding gedaan bij de minister. De penningmeester is de enige die namens de voetbalvereniging een aanvraag kan indienen. De voetbalvereniging vindt dat zij onevenredig wordt getroffen door het bestreden besluit. Zij heeft erop gewezen dat de voetbalvereniging het moeilijk heeft gehad in de coronaperiode. Ten slotte merkt de voetbalvereniging op het vreemd te vinden dat de minister vasthoudt aan de aanvraagtermijn, terwijl de minister zelf beslistermijnen kan verlengen.
Standpunt van de minister
4. De minister stelt zich op het standpunt dat hij de aanvraag terecht heeft afgewezen. Hij heeft geconstateerd dat er op of rond 18 augustus 2021 geen verstoringen zijn geweest in de systemen voor het indienen van een subsidieaanvraag op grond van de TVL. De minister stelt zich dan ook op het standpunt dat de aanvraag die de onderneming op 18 augustus 2021 wilde doen, niet daadwerkelijk is ingediend. Bij het indienen van de aanvraag is het mogelijk om zelf een e-mailadres in te vullen voor de verdere correspondentie. Dat de penningmeester een e-mailadres heeft ingevuld waar hij vanaf zijn vakantieadres geen toegang tot had, waardoor hij niet wist of de aanvraag goed was doorgekomen, komt voor eigen rekening en risico. De minister ziet verder geen aanleiding om in dit geval af te wijken van de geldende bepalingen in de TVL. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel is volgens de minister geen sprake. Het blijft namelijk de eigen verantwoordelijkheid van een aanvrager om tijdig de aanvraag in te dienen. De ruime aanvraagperiode is opgenomen in de regelgeving en ook duidelijk vermeld op de website. Ook blijkt duidelijk uit de regelgeving wat de consequenties zijn van het niet tijdig indienen van een aanvraag. In wat de voetbalvereniging heeft aangevoerd over het verlengen van de beslistermijnen, ziet de minister daarom geen aanleiding om de te late aanvraag inhoudelijk te beoordelen.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.3.6, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht, noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de aanvraag van de voetbalverenging niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip door de minister is ontvangen. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar zijn uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van de uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel.
5.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De voetbalvereniging heeft gesteld dat zij al op 18 augustus 2021 een aanvraag heeft ingediend en dat mogelijk sprake is geweest van technische problemen, waardoor de minister de aanvraag niet heeft ontvangen. Zij heeft die stelling echter niet onderbouwd. De minister is nagegaan of er op die dag een technische storing was, maar dit was niet het geval. Daarom is niet aannemelijk dat zich op 18 augustus 2021 technische problemen in het digitale aanvraagsysteem hebben voorgedaan. Verder kon de voetbalvereniging weten, dat de ontvangst van een digitale bevestiging een indicatie zou zijn geweest voor een succesvolle indiening van de aanvraag. De omstandigheid dat de penningmeester de aanvraag heeft ingediend vanaf zijn vakantieadres en met zijn mobiele telefoon geen toegang had tot het opgegeven e-mailadres, moet voor rekening en risico van de voetbalvereniging komen. De penningmeester of de voetbalvereniging had hiervoor zo nodig maatregelen kunnen treffen. De termijnoverschrijding moet dan ook voor rekening en risico van de voetbalvereniging blijven.
5.4
Ten aanzien van wat de voetbalvereniging heeft gesteld over het verlengen van beslistermijnen door de minister, merkt het College op dat hier wettelijke bepalingen aan ten grondslag liggen. Voor wat betreft de aanvraag van de voetbalvereniging volgt duidelijk uit de desbetreffende regelgeving wat de aanvraagtermijn is en wat de consequenties zijn van het niet tijdig indienen van een aanvraag.
5.5
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.3.6, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvraag tijdig is ingediend.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. J.M. Baars, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.
w.g. H. van den Heuvel De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.3.6. (afwijzingsgronden)
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
[…].
Artikel 2.3.8. (aanvraagperiode)
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.