ECLI:NL:CBB:2023:447

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
23/1633
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot last onder bestuursdwang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van [naam], die bezwaar had gemaakt tegen een last onder bestuursdwang die door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit was opgelegd. De minister had aangekondigd deze last op 21 augustus 2023 uit te voeren. In zijn verzoek van 17 augustus 2023 vroeg [naam] om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bodemprocedure aanhangig was en dat het bezwaar zich richtte tegen feitelijk handelen van de minister, wat niet onder de bezwaarprocedure valt.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is en er een bezwaarschrift is ingediend. In dit geval was er geen connexiteit tussen het verzoek en een bezwaarschrift, omdat [naam] geen bezwaar had ingediend tegen het besluit van 1 augustus 2023. Bovendien ontbrak het aan argumentatie over het spoedeisend belang van [naam] bij de opschorting van het besluit. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet ontvankelijk was en wees het af, zonder dat de minister proceskosten hoefde te vergoeden.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is van belang voor de interpretatie van de vereisten voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaken.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1633
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 augustus 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , verzoeker ( [naam] )

en

minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

(gemachtigde: mr. T.D. van der Wal).

Procesverloop

De minister heeft in zijn brief van 16 augustus 2023 aangekondigd dat hij de aan [naam] opgelegde last onder bestuursdwang van 1 augustus 2023 zal uitvoeren op 21 augustus 2023.
[naam] heeft hiertegen bij brief van 17 augustus 2023 bezwaar gemaakt. Hij heeft in diezelfde brief verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, Awb kan de voorzieningenrechter, onder meer als het verzoek kennelijk ongegrond is, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen. Daartoe bestaat in dit geval aanleiding.
3. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat [naam] in zijn verzoek van
17 augustus 2023 bezwaar heeft gemaakt tegen de brief van de minister van
16 augustus 2023. In deze brief heeft de minister de uitvoering van de last onder bestuursdwang van 1 augustus 2023 aangekondigd. Deze aankondiging moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden gezien als feitelijk handelen van de minister. Het is geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, Awb, zodat daartegen geen bezwaar kan worden gemaakt. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat de minister het bezwaar in zoverre
niet ontvankelijk zal verklaren.
4. De voorzieningenrechter kan alleen een voorlopige voorziening treffen als tegelijkertijd met het indienen van een verzoek tegen een besluit een bezwaarschrift bij de minister is ingediend. Voor de voorzieningenrechter is echter komen vast te staan dat [naam] geen bezwaar heeft ingediend tegen het besluit van 1 augustus 2023. De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat de last en de aangekondigde uitvoering naar hetzelfde adres is verzonden. Dit betekent dat er geen connexiteit is tussen het verzoek en een bezwaarschrift, terwijl dit wel is vereist op grond van artikel 8:81, eerste lid, Awb.
5. Voor zover het verzoek van [naam] ook als een bezwaar tegen de last van
1 augustus 2023 moet worden begrepen, ontbreekt iedere argumentatie over het spoedeisend belang dat [naam] heeft bij opschorting van dit besluit. Bovendien blijkt uit dit besluit dat de begunstigingstermijn op 15 augustus 2023 zou verstrijken. [naam] had dus eerder een verzoek om voorlopige voorziening en een bezwaarschrift kunnen indienen als hij de uitvoering van de last door middel van een verzoek om voorlopige voorziening wilde tegenhouden.
6. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek afwijst. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te tekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: