Op 17 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1441. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening van [naam 1] B.V. tegen de minister voor Klimaat en Energie. De onderneming had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister, waarin een korting van 10% op het voorschot voor de maand juni 2023 was vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de onderneming toegewezen en de korting op het voorschot geschorst. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van € 2.092,50 en moet de minister het betaalde griffierecht van € 365,- aan de onderneming vergoeden.
De voorzieningenrechter overwoog dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening niet zonder meer gegeven was. Echter, er was aanleiding om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit van 16 augustus 2023. De minister had het verwijt gemaakt dat de rapporten van feitelijke bevindingen niet aan de maat waren, maar de voorzieningenrechter vond dit verwijt op dat moment zeer twijfelachtig. De toelichting van prof. dr. [naam 2] RE RA speelde hierbij een belangrijke rol. Bovendien bleek uit het onderzoek niet dat er materiële gebreken waren die de juistheid van het voorschot in twijfel konden trekken.