Op 24 juli 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en [naam 1], h.o.d.n. [naam 2], te [plaats 1]. De zaak betreft de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode Q1 2022. De minister heeft op 13 april 2022 de aanvraag van [naam 1] afgewezen, omdat deze niet voldeed aan het vestigingsvereiste. Het bezwaar van [naam 1] tegen deze afwijzing werd op 16 juni 2022 ongegrond verklaard, waarna [naam 1] beroep instelde.
Tijdens de zitting op 24 juli 2023 hebben zowel [naam 1] als de gemachtigden van de minister hun standpunten toegelicht. Het College heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat de minister terecht had geoordeeld dat [naam 1] niet voldeed aan het vestigingsvereiste. Het College oordeelde dat de enkele inschrijving op het adres niet voldoende was om aan te tonen dat [naam 1] duurzaam activiteiten verrichtte op dat adres.
Daarnaast werd opgemerkt dat eerdere goedkeuringen van subsidieaanvragen voor andere kwartalen niet betekenden dat de minister niet meer mocht toetsen aan het vestigingsvereiste. Het College verklaarde het beroep ongegrond en besliste dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.