Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam] , te [plaats]
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in de zaken met nummers 22/1277 en 22/1278. De zaak betreft een aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) door een ondernemer die zijn onderneming op 30 september 2019 heeft ingeschreven in het handelsregister. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de aanvraag voor subsidie voor het vierde kwartaal van 2021 toegewezen, maar de aanvraag voor het eerste kwartaal van 2022 afgewezen. De ondernemer heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister heeft deze bezwaren ongegrond verklaard met besluiten van 16 mei 2022 en 9 juni 2022.
De ondernemer heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze besluiten. Tijdens de zitting op 17 juli 2023 heeft de ondernemer, bijgestaan door zijn gemachtigden, zijn standpunt toegelicht. De ondernemer betoogde dat de minister had moeten afwijken van de standaard referentieperiodes, omdat hij pas op 1 november 2019 met zijn bedrijfsactiviteiten is gestart. De minister heeft echter terecht gesteld dat de inschrijving op 30 september 2019 niet kan worden gezien als een inschrijving na deze datum, en dat de standaard referentieperiodes van toepassing zijn.
Het College heeft geoordeeld dat de minister niet mocht afwijken van de standaard referentieperiodes, en dat de argumenten van de ondernemer niet overtuigend waren. Daarom heeft het College de beroepen ongegrond verklaard. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van griffier mr. M.B. van Zantvoort.