ECLI:NL:CBB:2023:396

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
22/1046
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL door administratieve fout

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 juli 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021. De aanvraag was door een administratieve fout te laat ingediend, wat leidde tot de afwijzing door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming, vertegenwoordigd door haar administrateur en andere betrokkenen, heeft betoogd dat de administrateur door persoonlijke omstandigheden niet in staat was om de aanvraag tijdig in te dienen. De administrateur was afwezig door het plotseling overlijden van zijn broer, wat leidde tot meerdere fouten in de administratie. De onderneming was zich niet bewust van deze fouten en ging ervan uit dat de aanvraag op tijd was ingediend.

De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ingediend, en heeft het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard. Tijdens de zitting heeft het College de argumenten van beide partijen gehoord. De minister benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de onderneming is om tijdig een aanvraag in te dienen, ongeacht de persoonlijke omstandigheden van de administrateur. Het College heeft geoordeeld dat de beslissing van de minister niet onevenredig was, ondanks de moeilijke situatie van de administrateur. Het College heeft vastgesteld dat de onderneming en de administrateur zelf verantwoordelijk zijn voor de tijdige indiening van de aanvraag en dat de administrateur op de hoogte was van zijn eigen situatie.

Uiteindelijk heeft het College het beroep van de onderneming ongegrond verklaard en bevestigd dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ondernemingen om zorg te dragen voor tijdige aanvragen, zelfs in moeilijke omstandigheden.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1046
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., gevestigd te [plaats] (de onderneming)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat.

Procesverloop

Met het besluit van 16 maart 2022 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021 afgewezen.
Met de beslissing op bezwaar van 31 mei 2022 heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 13 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen namens de onderneming [naam 2] , bijgestaan door administrateur [naam 3] en [naam 4] van [naam 5] B.V., en namens de minister mr. H.G.M. Wammes en W. Dam.
Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De onderneming heeft elf dagen na de einddatum (11 februari 2022 [1] ) van de aanvraagperiode voor TVL-subsidie voor het vierde kwartaal van 2021 gemeld dat zij alsnog een aanvraag wilde indienen. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat die te laat is ingediend.
3. De onderneming is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. De onderneming heeft uitgelegd hoe het komt dat de aanvraag te laat is ingediend. Mevrouw [naam 4] , die normaal de TVL-aanvragen verzorgde, was afwezig. De onderneming heeft administrateur [naam 3] gevraagd deze aanvraag te regelen. De administrateur dacht dat hij de aanvraag had afgerond, maar dat was niet het geval. Dat heeft alles te maken met het plotseling overlijden van zijn broer. Achteraf is gebleken dat hij in die periode meerdere fouten heeft gemaakt. De onderneming had hier geen weet van, die ging ervan uit dat de aanvraag op tijd was ingediend. De onderneming vraagt om begrip voor deze situatie.
4. De minister stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht is afgewezen Het is de eigen verantwoordelijkheid van de onderneming om tijdig een aanvraag in te dienen en de aanvraagperiode is duidelijk gecommuniceerd. De minister begrijpt dat het een moeilijke periode was voor de administrateur, maar vindt dat geen reden om de aanvraag alsnog in behandeling te nemen. De minister vindt dat de te late indiening voor rekening van de onderneming komt en dat de afwijzing niet onevenredig is.
5. De partijen zijn het erover eens dat de aanvraag te laat is ingediend. De minister moet te laat ingediende aanvragen afwijzen. [2] Het College vat de beroepsgronden op als een verzoek tot het buiten toepassing laten van die afwijzingsgrond, vanwege strijd met het evenredigheidsbeginsel.
6. Het College oordeelt dat de beslissing op bezwaar niet onevenredig is. De onderneming is ervoor verantwoordelijk dat de aanvraag op tijd wordt ingediend, door haarzelf of door de administrateur. Door een fout van de administrateur is de aanvraag te laat ingediend. Het College begrijpt gezien de omstandigheden waarom dit zo gelopen is. Het was een erg heftige periode voor de administrateur. Dat maakt het besluit echter nog niet onevenwichtig. De administrateur wist dat het op dat moment helemaal niet goed met hem ging en de ondernemer was daar ook van op de hoogte. Zij hadden daarom moeten ingrijpen en een extra controle moeten inbouwen. Toen er geen ontvangstbevestiging kwam konden zij weten dat de aanvraag nog niet was ingediend. Het College begrijpt dat de afwijzing financiële gevolgen heeft, maar dat komt voor rekening van de onderneming. De administrateur heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt. De onderneming vindt dat die fout niet voor haar rekening moet komen. Dat is geen reden waarom de minister alsnog TVL-subsidie zou moeten toekennen, dat moeten de onderneming en de administrateur met elkaar oplossen.
7. De minister heeft terecht de aanvraag afgewezen omdat die te laat is ingediend.
8. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff, in aanwezigheid van I.E. van de Geest, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023.
w.g. M. van der Knijff w.g. I.E. van de Geest

Voetnoten

1.Artikel 2.5.7 van de TVL.
2.Artikel 2.5.5, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 2.5.7 van de TVL.