8.2Hetzelfde geldt voor de beroepsgrond ten aanzien van de intrekking van de verleende subsidie voor Q1 2021 (zaaknummer 22/2030). De omstandigheid dat de onderneming een overheidsbedrijf is staat er immers niet aan in de weg dat zij voor TVL-subsidie in aanmerking komt. Er is dus geen geldige reden voor intrekking van de eerder toegekende subsidie.
9.
Finale geschilbeslechting
Het College ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De minister moet namelijk alsnog (aan de hand van andere voorwaarden in de TVL) beoordelen of de onderneming voor Q2 2021, Q3 2021 en Q1 2022 in aanmerking komt voor een subsidie en moet voor wat betreft Q1 2021 alsnog de subsidie vaststellen. De minister zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. In het verweerschrift heeft de minister de afwijzingsgrond dat de onderneming geen MKB-bedrijf in de zin van de TVL-regelingen zou zijn, laten vallen. Die afwijzingsgrond kan de minister daarom niet alsnog hanteren. Het College stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Conclusie
10.
De beroepen zijn gegrond. Het College vernietigt de bestreden besluiten en draagt de minister op om binnen zes weken opnieuw op de bezwaren te beslissen.
11.
Het College veroordeelt de minister in de door de onderneminggemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 5.022,- (3 punten voor het indienen van de beroepschriften, 3 punten voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1; op grond van artikel 3, tweede lid, van het Bpb zijn de beroepen met zaaknummer 22/2655 en 22/2657 samenhangende zaken.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van in totaal € 1.460,- (4 keer
€ 365,-) aan de onderneming te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van € 5.022,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, mr. H. van den Heuvel en mr. M. van der Knijff, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.
w.g. J.L. Verbeek w.g. A.M. Slierendrecht
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart 2021.
4. Geen subsidie wordt verstrekt aan:
(…)
b. een overheidsbedrijf als bedoeld in artikel 25g, eerste lid, van de Mededingingswet;
(…)
Artikel 2.3.2. (verstrekking subsidie)
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden april, mei en juni van 2021.
3. Geen subsidie wordt verstrekt aan:
(…)
b. een overheidsbedrijf als bedoeld in artikel 25g, eerste lid, van de Mededingingswet;
(…)
Artikel 2.4.2. (verstrekking subsidie)
1. De Minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juli, augustus en september van 2021.
3. Geen subsidie wordt verstrekt aan:
(…)
b. een overheidsbedrijf als bedoeld in artikel 25g, eerste lid, van de Mededingingswet;
(…)
Artikel 2.6.2. (verstrekking subsidie)
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart van 2022.
3. Geen subsidie wordt verstrekt aan:
(…)
b. een overheidsbedrijf als bedoeld in artikel 25g, eerste lid, van de Mededingingswet;
(…)
1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder overheidsbedrijf:
een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen;
een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:3
Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.
Artikel 7:3
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
(....)(....)c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
(....)(....)
Artikel 4:48
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
(....)(....)c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;
(....)(....)