ECLI:NL:CBB:2023:337

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
21/795
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de kwalificatie van het 150 kV-net op het Chemelot-terrein als landelijk hoogspanningsnet

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 4 juli 2023, in de zaak tussen Utility Support Group (USG) B.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), staat de kwalificatie van het 150 kV-net op het Chemelot-terrein centraal. USG, eigenaar van het net, heeft beroep ingesteld tegen een geschilbesluit van de ACM, waarin deze oordeelt dat het net niet tot het landelijk hoogspanningsnet behoort. De ACM baseert zich op de Elektriciteitswet 1998, waarin het spanningscriterium als enige criterium voor de kwalificatie van een landelijk hoogspanningsnet wordt genoemd. USG betwist deze uitleg en stelt dat de ACM ten onrechte ook andere criteria hanteert, zoals een afnemerscriterium en een betrouwbaarheids- en doelmatigheidscriterium, die volgens USG in strijd zijn met de wet en het Europese recht.

Het College oordeelt dat de wetgever in de Elektriciteitswet enkel het spanningsniveau als bepalend criterium heeft opgenomen. Aangezien het spanningsniveau van het net op het Chemelot-terrein 150 kV bedraagt, concludeert het College dat dit net als landelijk hoogspanningsnet moet worden aangemerkt. Het College vernietigt het geschilbesluit van de ACM en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de ACM veroordeeld in de proceskosten van USG, vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke interpretatie van de criteria in de Elektriciteitswet en de rol van de ACM in geschillen omtrent netbeheer.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/795

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

Utility Support Group (USG) B.V., te Geleen (USG)

(gemachtigden: mr. J.E. Janssen en mr. V.V. Jacobs),
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM)

(gemachtigden: mr. B.O.N. van Hemessen, mr. dr. O.F. Essens en mr. B.S. Jansen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
TenneT TSO B.V., te Arnhem (TenneT)
(gemachtigde: mr. A.A. Kleinhout).

Procesverloop

Met het besluit van 11 juni 2021 (geschilbesluit) heeft de ACM op grond van artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (Elektriciteitswet) beslist in een geschil tussen USG en TenneT, en de klacht van USG ongegrond verklaard.
USG heeft tegen het geschilbesluit beroep ingesteld.
De ACM heeft een verweerschrift ingediend.
TenneT heeft gereageerd op het beroep.
De zitting was op 27 februari 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] namens USG, bijgestaan door de gemachtigden van USG, en de gemachtigden van de ACM. Namens TenneT heeft deelgenomen [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde van TenneT.

Overwegingen

Inleiding
1. USG is eigenaar van het net – waaronder de 150 kV-infrastructuur – op het industrieterrein Chemelot in Geleen. De 150 kV-infrastructuur op het Chemelot-terrein is verbonden met het TenneT-station Graetheide en vier schakelstations van USG (Oude Postbaan, Swentibold, Neerbeek en Kerensheide). Schakelstation Kerensheide is niet rechtstreeks met het TenneT-station Graetheide verbonden, maar indirect door middel van verbindingen met de overige drie schakelstations (Oude Postbaan, Swentibold en Neerbeek).
Achter de schakelstations van USG bevinden zich transformatoren en 30/10 kV-infrastructuur waarop een groot aantal afnemers (meer dan 30) op het bedrijventerrein van Chemelot zijn aangesloten. Via een eigen 150 kV-kabel van het schakelstation Kerensheide wordt een warmtekrachtcentrale van RWE (Swentibold) ingevoed.
2. Voor het gehele net op het Chemelot-terrein is in het jaar 2000 aan DSM Services B.V. (de rechtsvoorganger van USG) ontheffing verleend van de verplichting om een netbeheerder aan te wijzen, teneinde het net zelf te beheren. In 2002 is de ontheffing op naam gesteld van USG. Deze ontheffing is inmiddels van rechtswege vervallen.
3. USG wil het 150 kV-net op het Chemelot-terrein niet langer zelf beheren en wil daarom voor dat netdeel ook geen (nieuwe) ontheffing aanvragen. USG wil dat TenneT de eigendom en het beheer van het 150 kV-net overneemt. USG stelt zich daarbij op het standpunt dat uit de Elektriciteitswet volgt dat TenneT, als de aangewezen landelijk netbeheerder, daartoe ook verplicht is. Beide partijen zijn hierover sinds 28 januari 2019 in overleg. TenneT heeft geweigerd het 150 KV-net in eigendom en beheer te nemen.
4. Voor de 30/10 kV-infrastructuur achter de schakelstations (MS/LS-net) heeft USG wel een ontheffing aangevraagd. Inmiddels heeft de ACM op 9 juni 2022 aan USG een ontheffing verleend op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet voor het stelsel van verbindingen dat opereert op een spanningsniveau van 30 kV en lager.
Het geschilbesluit
5.1
Het geschil gaat over de vraag of TenneT handelt in strijd met de Elektriciteitswet nu zij weigert het 150 kV-net op het Chemelot-terrein in beheer en eigendom over te nemen van USG. USG heeft de ACM verzocht om het geschil dat zij hierover heeft met TenneT te beslechten.
5.2
Bij besluit van 29 oktober 2020 heeft de ACM de klacht van USG gegrond verklaard. Naar aanleiding van het door TenneT daartegen ingestelde beroep heeft de ACM dit besluit ingetrokken. Vervolgens heeft zij een nieuw geschilbesluit genomen waarin zij de klacht van USG ongegrond heeft verklaard. Het beroep van USG is tegen dit besluit gericht.
5.3
Volgens de ACM behoort het 150 kV-net op het Chemelot-terrein niet tot het landelijk hoogspanningsnet. TenneT kan daarom, gelet op artikel 10a, vierde lid, van de Elektriciteitswet, niet worden verplicht het 150 kV-net op het Chemelot-terrein in eigendom en beheer te nemen. TenneT handelt volgens de ACM dan ook niet in strijd met de Elektriciteitswet.
Dat het 150 kV-net op het Chemelot-terrein niet behoort tot het landelijk hoogspanningsnet volgt volgens de ACM uit het feit dat dit 150 kV-netdeel geen landelijke transportfunctie heeft. Om een landelijke transportfunctie te hebben moet een net namelijk voldoen aan de volgende criteria, die de ACM heeft ontleend aan de wetgeving en wetsgeschiedenis:
  • er moet sprake zijn van een spanningsniveau van 110 kV en hoger;
  • er moet transport plaatsvinden richting netten van aangewezen regionale netbeheerders, en
  • het betrokken net kan invloed hebben op de betrouwbaarheid en doelmatigheid van de landelijke elektriciteitsvoorziening.
Hoewel het 150 kV-net op het Chemelot-terrein voldoet aan het eerste criterium – het spanningscriterium –, voldoet het volgens de ACM niet aan de andere twee criteria. Er vindt, zo stelt de ACM, bij dit net geen transport plaats richting netten van aangewezen regionale beheerders, én TenneT heeft onweersproken aangegeven dat het net geen invloed heeft op de betrouwbaarheid en doelmatigheid van de landelijke elektriciteitsvoorziening. Dat het net naast RWE meer dan 30 afnemers voorziet van elektriciteit maakt volgens de ACM niet dat sprake is van een landelijke transportfunctie.
Standpunt van USG
6.1
USG stelt zich op het standpunt dat de invulling die de ACM geeft aan de definitie van landelijk hoogspanningsnet geen wettelijke basis heeft, niet volgt uit de parlementaire geschiedenis en in strijd is met het Europese recht. Uit de definitie van landelijk hoogspanningsnet zoals opgenomen in artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet volgt volgens USG dat alleen het spanningsniveau waarvoor het net bestemd is en het spanningsniveau waarop dat net daadwerkelijk wordt bedreven, relevant zijn voor de kwalificatie als landelijk hoogspanningsnet. Of het net al dan niet aan de andere door de ACM genoemde criteria voldoet is voor de kwalificatie als landelijk hoogspanningsnet niet relevant.
6.2
Uit de Elektriciteitswet volgt niet dat, om te kwalificeren als landelijk hoogspanningsnet, transport moet plaatsvinden richting netten van aangewezen netbeheerders. Dat kan ook niet worden ontleend aan de parlementaire geschiedenis. USG betoogt dan ook dat deze uitleg die de ACM geeft aan ‘landelijk hoogspanningsnet’ als bedoeld in de Elektriciteitswet onjuist is. De stelling dat het slechts kan gaan over netten van aangewezen regionale netbeheerders is volgens USG bovendien in strijd met het Europese recht. USG verwijst hiervoor naar de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) van 22 mei 2008, Citiworks (ECLI:EU:C:2008:298) en 28 november 2018, Solvay/Italië (ECLI:EU:C:2018:961).
6.3
Ook het derde criterium dat de ACM hanteert om te beoordelen of een net een landelijke transportfunctie heeft – namelijk dat een net van invloed moet zijn op de betrouwbaarheid en doelmatigheid van de landelijke elektriciteitsvoorziening – kan volgens USG niet worden ontleend aan de parlementaire geschiedenis. Daaruit volgt namelijk juist dat de wetgever van mening is dat van alle netten met een spanningsniveau van 110 kV en hoger vaststaat dat zij een grote invloed hebben op de betrouwbaarheid en doelmatigheid van de landelijke elektriciteitsvoorziening. Daarbij geldt dat hoe hoger het spanningsniveau van het net is, hoe groter de kans is dat dit leidt tot een grootschalige onderbreking.
6.4
USG wijst er verder op dat er op grond van de Elektriciteitswet geen verplichting is voor eigenaren van een net om een ontheffing aan te vragen van de verplichting om een netbeheerder aan te wijzen. Als USG er niet voor kiest om een ontheffing als bedoeld in artikel 15 van de Elektriciteitswet aan te vragen, blijft zij op basis van de Elektriciteitswet verplicht om een netbeheerder aan te wijzen en de eigendom van haar net aan deze netbeheerder over te dragen. Dat is ook wat USG wil. TenneT is volgens USG de enige netbeheerder die in dit geval kan worden aangewezen.
Standpunt van de ACM
7.1
De ACM stelt zich op het standpunt dat voor de beantwoording van de vraag of het 150 kV-net op het Chemelot-terrein net kwalificeert als hoogspanningsnet niet alleen het spanningsniveau relevant is, maar dat het ook noodzakelijk is om te beoordelen of het 150 kV-net een landelijke transportfunctie heeft.
7.2
Die noodzaak is volgens de ACM ingegeven door het onderscheid dat in de Richtlijn (EU) 2019/944 (Elektriciteitsrichtlijn) wordt gemaakt tussen transmissienetten en distributienetten. Uit de Elektriciteitsrichtlijn en jurisprudentie van het Hof van Justitie (zoals het arrest van 17 oktober 2019, Elektrorazpredelenie Yug (ECLI:EU:C:2019:868) volgt volgens de ACM dat voor het onderscheid tussen deze twee netten een functioneel criterium geldt: het spanningsniveau en de categorie afnemers voor wie de elektriciteit bestemd is. De Nederlandse wetgever heeft deze definities niet overgenomen in de Elektriciteitswet, maar uit de terminologie in de Elektriciteitswet kan volgens de ACM niet worden afgeleid dat de wetgever heeft gekozen voor een wezenlijk andere afbakening van het onderscheid tussen transmissie- en distributienetten. In de Elektriciteitswet wordt in dit verband gesproken van ‘landelijk hoogspanningsnet’ en ‘net’. Net als in de Elektriciteitsrichtlijn is er in de Elektriciteitswet ook sprake van overlap (een ‘net’ kan ook betrekking hebben op een ‘hoogspanningsnet’).
7.3
Uit de tekst van de Elektriciteitswet en de totstandkomingsgeschiedenis blijkt volgens de ACM dat ook in de nationale context het spanningsniveau en het type afnemer van belang zijn voor de afbakening. Er moet volgens de ACM dan ook in bredere zin – dan alleen naar het spanningscriterium – gekeken worden naar de functie van het betreffende net.
Uit de tekst van artikel 10 en artikel 15 van de Elektriciteitswet en de memorie van toelichting (onder meer Kamerstukken II 2010-2011, 32 814, nr. 3, pagina 20) blijkt volgens de ACM de wens van de wetgever om ontheffingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de Elektriciteitswet ook mogelijk te maken voor eigenaars van netten met een spanning hoger dan 110 kV die geen landelijke transportfunctie hebben. Nu in de ontheffingsmogelijkheid van artikel 15, eerste lid, van de Elektriciteitswet een uitzondering is opgenomen voor het landelijk hoogspanningsnet, volgt daaruit volgens de ACM dat alleen het spanningscriterium niet volstaat voor de vraag of sprake is van een landelijk hoogspanningsnet. De wetgever acht ook van belang of sprake is van een landelijke transportfunctie. Daarmee is de ACM gehouden om ook aan dit afnemerscriterium te toetsen. De ACM hecht er daarbij belang aan om voor zowel artikel 10a van de Elektriciteitswet, als voor artikel 15 van de Elektriciteitswet en de daarop gebaseerde ontheffingenpraktijk, dezelfde uitleg te geven aan ‘landelijk hoogspanningsnet’. De ACM stelt dat zij met de uitleg die zij daaraan geeft blijft binnen de discretionaire ruimte die de Europese wetgever heeft geboden.
7.4
Gelet op het operationele geheel van het 150 kV-net op het Chemelot-terrein concludeert de ACM dat het slechts gaat om lokale vertakkingen op het elektriciteitsnet, opgezet ten behoeve van het distributiesysteem van USG dat op lagere spanning wordt bedreven en waaraan een beperkt aantal productie- of verbruikseenheden is gekoppeld. Het 150 kV-netdeel transporteert dan ook niet naar aangewezen regionale netbeheerders, maar naar een gesloten distributiesysteem. Daarmee kwalificeert het als distributienet en kan niet gesproken worden van een landelijke transportfunctie. De ACM verwijst in verband hiermee naar het arrest van het Hof van Justitie van 28 november 2018, Solvay/Italië (ECLI:EU:C:2018:961).
7.5
Uit de definitie van landelijk transportnet zoals blijkt uit memorie van toelichting bij de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Kamerstukken II 2004-2005, 30 212, nr. 3, pagina 39) volgt volgens de ACM ook dat de betrouwbaarheid en doelmatigheid van een net daarbij van belang zijn en dat dus ook beoordeeld dient te worden of aan dat criterium wordt voldaan. Dat is hier niet het geval. Volgens de ACM heeft een onderbreking op het 150 kV-netdeel op het Chemelot-terrein alleen gevolgen voor de eindafnemers aangesloten op haar gesloten distributiesysteem. Bovendien heeft dit netdeel geen invloed op de betrouwbaarheid en doelmatigheid van de landelijke elektriciteitsvoorziening. Ook daarom heeft dit 150 kV-netdeel volgens de ACM geen landelijke transportfunctie.
Standpunt van TenneT
8. TenneT sluit zich aan bij de uitleg die de ACM geeft aan de Elektriciteitswet, dat om te kwalificeren als landelijk hoogspanningsnet, een net (in ieder geval ook) een landelijke transportfunctie dient te hebben. Dat is hier volgens TenneT niet het geval.
Het is niet zo dat sinds de aanwijzing op 29 november 2011 van TenneT als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alle netten van 110 kV en hoger onder de beheertaak van TenneT vielen of zijn bedoeld te vallen. Uit de aanwijzing van TenneT als landelijk netbeheerder blijkt namelijk niet dat netten met een ontheffing vallen onder de beheertaak van TenneT. Ook Cross Border Lease netten (CBL) vallen niet onder de beheertaak ondanks dat zij een spanningsniveau van 110 kV en hoger hebben. TenneT stelt zich op het standpunt dat er geen enkele aanwijzing is dat de wetgever met de verlaging van de ondergrens van het landelijk hoogspanningsnet van (voorheen) 220 kV naar 110 kV heeft beoogd ook zogenoemde gedoognetten (netten waarvoor geen ontheffing is verleend en waartegen ook niet handhavend is opgetreden) naar TenneT te doen overgaan. Bij de aanwijzing zijn alleen de netten overgegaan die daarvoor in beheer waren bij de regionale netbeheerders. TenneT benadrukt verder dat het overnemen van het Chemelot 150 kV-net een grote impact op haar zal hebben, zowel in financiële als in technische zin.
Beoordeling
9. Partijen verschillen van mening over de vraag of het 150 kV-net op het Chemelot-terrein aangemerkt dient te worden als landelijk hoogspanningsnet. De vraag of dit netdeel kwalificeert als landelijk hoogspanningsnet is relevant voor de beantwoording van de vraag of van TenneT, als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, kan worden verlangd dat zij, gelet op artikel 10a, vierde lid, van de Elektriciteitswet, het net in beheer en eigendom overneemt.
Alle partijen hebben ter onderbouwing van hun standpunten grotendeels verwezen naar dezelfde (passages uit de) parlementaire geschiedenis en jurisprudentie van het Hof van Justitie.
10. Niet in geschil is dat de 150 kV-infrastructuur op het Chemelot-terrein een net is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Elektriciteitswet. Uit artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, gelezen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet volgt dat het landelijk hoogspanningsnet de netten omvat die bestemd zijn voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 110 kV of hoger en die als zodanig worden bedreven, met uitzondering van het net op zee, en landsgrensoverschrijdende netten met wisselstroom.
11. Het College is van oordeel dat uit de definitie van landelijk hoogspanningsnet in artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet blijkt dat de wetgever slechts het spanningsniveau van een net als bepalend criterium heeft willen hanteren. Voor het oordeel dat daarnaast ook nog andere criteria een rol spelen, zoals een afnemerscriterium en een betrouwbaarheids- en doelmatigheidscriterium vindt het College – anders dan de ACM betoogt – geen steun in de wet of de parlementaire geschiedenis.
12. Dat de wetgever ook het type afnemer (uitsluitend netten van aangewezen regionale netbeheerders) doorslaggevend heeft willen achten, volgt niet uit de Elektriciteitswet en evenmin uit de toelichting daarop. Wel volgt uit het door partijen aangehaalde arrest betreffende Elektrorazpredelenie Yug (punten 46-55) dat de Uniewetgever ruimte heeft gelaten aan de lidstaten om zowel het spanningsniveau als de betrokken afnemers te hanteren als onderscheidend criterium voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een transmissiesysteem of distributiesysteem. Het College stelt echter vast dat de nationale wetgever in de Elektriciteitswet het spanningscriterium als enige criterium heeft opgenomen. Voor het hanteren van een afnemerscriterium bestaat dan ook geen grondslag in de Elektriciteitswet.
Voor het hanteren van een betrouwbaarheids- en doelmatigheidscriterium bestaat evenmin een grondslag in de Elektriciteitswet. Uit het arrest Elektrorazpredelenie Yug (punt 55) volgt bovendien dat geen ander criterium dan het spanningscriterium en het afnemerscriterium door de lidstaten mag worden gehanteerd. Het hanteren van een betrouwbaarheids- en doelmatigheidscriterium is daarom in strijd met het Europese recht.
13. Het argument van de ACM dat gelet op de wens van de wetgever dat ook bedrijven met een net boven 110 kV in staat moeten zijn om een ontheffing te krijgen voor het beheer van hun net en dat daarom – in lijn met de ontheffingenpraktijk – niet alleen het spanningsniveau gehanteerd kan worden als criterium, volgt het College niet. Voordat wordt toegekomen aan de vraag over de toepassing van een mogelijke ontheffing als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Elektriciteitswet, dient eerst bepaald te worden of sprake is van een landelijk hoogspanningsnet in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet. Een door de wetgever in de wetsgeschiedenis geuite wens over de ontheffingspraktijk kan niet afdoen aan het in de tekst van artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet opgenomen uitgangspunt.
14. Het betoog van TenneT dat als alleen wordt uitgegaan van het spanningsniveau, dit zou leiden tot onredelijke en onevenredige uitkomsten, kan – wat daar ook van zij – niet leiden tot een andere uitleg van artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet.
15. De conclusie is dus dat alleen het spanningsniveau bepalend is voor de kwalificatie als landelijk hoogspanningsnet. Aan de bespreking van de gronden die betrekking hebben op het door de ACM gehanteerde afnemerscriterium en betrouwbaarheids- en doelmatigheidscriterium komt het College dan ook niet toe.
Omdat op het betreffende netdeel op het Chemelot-terrein sprake is van een spanningsniveau van 150 kV, dient dit netdeel, gelet op artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitswet, aangemerkt te worden als landelijk hoogspanningsnet. Dat USG zich niet eerder op het standpunt heeft gesteld dat het 150 kV-net op het Chemelot-terrein zou behoren tot het landelijk hoogspanningsnet en in eigendom of beheer van TenneT zou moeten zijn, doet aan deze vaststelling niet af. Dat geldt ook voor het feit dat de ACM niet handhavend heeft opgetreden. Het College wijst er in dit verband op dat sprake is van een historisch gegroeide en a-typische situatie. Dat voor partijen niet aanstonds duidelijk was hoe de beheersituatie op grond van de Elektriciteitswet moest worden ingevuld, is in dat licht begrijpelijk.
16. Op grond van artikel 10, tweede lid, van de Elektriciteitswet en artikel 10a, vierde lid, van de Elektriciteitswet wordt een netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aangewezen en beschikt deze netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet over de eigendom van het landelijk hoogspanningsnet. Bij besluit van 29 november 2011 (bevestigd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 2 maart 2012) heeft TenneT zichzelf aangewezen als beheerder van het landelijk hoogspanningsnet van 110 kV en hoger. Het College stelt vast dat in deze aanwijzing geen uitzondering is gemaakt voor het 150 kV-net op het Chemelot-terrein, of voor netten waarvoor (ten tijde van de aanwijzing) een ontheffing verleend was. De omstandigheid dat in de aanwijzing geen specifieke vermelding is gemaakt van het net op het Chemelot-terrein betekent, anders dan TenneT lijkt te betogen, niet dat het daarvan geen onderdeel uitmaakt. Daaruit volgt juist dat het Chemelot-terrein, anders dan de CBL-netten die wel uitdrukkelijk zijn uitgezonderd, niet is uitgezonderd van de aanwijzing. Het College concludeert hieruit dat TenneT als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gehouden is het 150 kV-net op het Chemelot-terrein te beheren en in eigendom over te nemen.
17. TenneT stelt dat zij daarmee voor aanzienlijke investeringen komt te staan omdat het een relatief oud net betreft. Deze stelling kan niet leiden tot een andere uitkomst. Bepalend voor de beantwoording van de vraag of TenneT op grond van de Elektriciteitswet gehouden is dit net te beheren, is immers uitsluitend of al dan niet sprake is van een landelijk hoogspanningsnet. Wat mogelijk betaald moet worden voor de overname van het net en onder welke voorwaarden dit dient te gebeuren betreft een civielrechtelijke aangelegenheid. Het College is niet bevoegd zich hierover uit te laten.
Conclusie
18. Uit het voorgaande volgt dat de ACM zich in het geschilbesluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat behalve het spanningscriterium ook andere criteria gelden voor de kwalificatie van een net als landelijk hoogspanningsnet. Het geschilbesluit is daarmee in strijd met de Elektriciteitswet genomen.
19. Het beroep van USG is gegrond en het College zal het geschilbesluit vernietigen. Het College draagt de ACM op binnen acht weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
20. Het College veroordeelt de ACM in de door USG gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het geschilbesluit;
  • draagt de ACM op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de ACM op het betaalde griffierecht van € 360,- aan USG te vergoeden;
- veroordeelt de ACM in de proceskosten van USG tot een bedrag van € 1.647,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. T. Pavićević en mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.
w.g. J.H. de Wildt w.g. Y.R. Boonstra-van Herwijnen

Bijlage wettelijk kader

Elektriciteitsrichtlijn

Artikel 2 Definities
28) "distributie": transport van elektriciteit langs hoog-, midden- en laagspanningsdistributiesystemen met het oog op de belevering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
34) "transmissie": transport van elektriciteit langs het extra hoogspannings- en hoogspanningsstelsel van systemen, met het oog op de belevering van eindafnemers of distributiemaatschappijen, de levering zelf niet inbegrepen;
Artikel 38 Gesloten distributiesystemen
1. De lidstaten kunnen voorzien in regulerende instanties of andere bevoegde instanties om een systeem dat elektriciteit distribueert binnen een geografisch afgebakende industriële of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat niet, onverminderd lid 4, huishoudelijke afnemers van elektriciteit voorziet, als gesloten distributiesysteem aan te merken indien:
a. a) het beheer of het productieproces van de gebruikers van dat systeem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is, of
b) het systeem primair elektriciteit distribueert aan de eigenaar of beheerder van het systeem of de daarmee verwante bedrijven.
2. Gesloten distributiesystemen worden voor de toepassing van deze richtlijn als distributiesystemen beschouwd. De lidstaten kunnen voorzien in regulerende instanties om de beheerder van een gesloten distributiesysteem te ontheffen van:
a. a) de vereiste van artikel 31, leden 5 en 7, om de energie die hij gebruikt om energieverliezen te dekken en in de niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten in zijn systeem te voorzien, te kopen volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures;
b) de vereiste van artikel 6, lid 1, dat tarieven of de methodes voor de berekening hiervan moeten overeenkomstig artikel 59, lid 1, worden goedgekeurd alvorens zij in werking treden;
c) de vereisten van artikel 32, lid 1, om flexibiliteitsdiensten te kopen en van artikel 32, lid 3, om het systeem van de exploitant te ontwikkelen op basis van netwerkontwikkelingsplannen;
d) de vereiste van artikel 33, lid 2, om geen oplaadpunten voor elektrische voertuigen te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren, en
e) de vereiste van artikel 36, lid 1, om geen energieopslagfaciliteiten te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren.
3. Indien er een ontheffing wordt toegestaan uit hoofde van lid 2, worden de geldende tarieven of de methodes voor de berekening hiervan herzien en goedgekeurd overeenkomstig artikel 59, lid 1, op verzoek van een gebruiker van het gesloten distributiesysteem.
4. Incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudens die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het distributiesysteem en gevestigd zijn in het gebied dat door een gesloten distributiesysteem wordt bediend, sluit niet uit dat een ontheffing uit hoofde van lid 2 wordt toegestaan.

Elektriciteitswet 1998

Artikel 1
[…]
i. net: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen onderdeel uitmaken van een directe lijn of liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer;
j. landelijk hoogspanningsnet: het net, bedoeld in artikel 10, eerste lid;
[…]
aq. gesloten distributiesysteem: een net waarvoor op grond van artikel 15 ontheffing is verleend;
[…]
Artikel 10,
1. Het landelijk hoogspanningsnet omvat de netten die bestemd zijn voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 110 kV of hoger en die als zodanig worden bedreven, met uitzondering van het net op zee, en landsgrensoverschrijdende netten met wisselstroom.
2. Onze Minister wijst op verzoek een naamloze of een besloten vennootschap voor tien jaar als netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan. Bij het verzoek wordt een besluit van de Autoriteit Consument en Markt overgelegd waaruit blijkt dat is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 10a, vierde lid, en 10b.
[…]
9. Degene aan wie een ander net toebehoort dan het landelijk hoogspanningsnet of een landsgrensoverschrijdend net, wijst voor het beheer van dat net een of meer naamloze of besloten vennootschappen als netbeheerder aan.
10. Een aanwijzing als bedoeld in het negende lid geldt voor een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de dag waarop Onze Minister heeft ingestemd met de aanwijzing op grond van artikel 12, tweede lid.
11. Degene aan wie een net toebehoort, handelt als beheerder van dat net, indien daarvoor geen beheerder is aangewezen krachtens deze wet. De bij of krachtens deze wet aan een netbeheerder opgelegde verplichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10a
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, beschikt over de economische eigendom van het door hem beheerde net.
2. Bij gelegenheid van een aanwijzing als bedoeld in artikel 10, negende lid, vindt voor zover nodig overdracht van de economische eigendom aan de aangewezen netbeheerder plaats.
3. De overdracht geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het net, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de door de Autoriteit Consument en Markt in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar vastgestelde tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.
4. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of een tot de groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waarvan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet deel uitmaakt behorende vennootschap beschikt over de eigendom van het landelijk hoogspanningsnet.
Artikel 15
1. De Autoriteit Consument en Markt kan op diens aanvraag ontheffing verlenen aan een eigenaar van een net, niet zijnde het landelijk hoogspanningsnet, van het gebod van artikel 10, negende lid, indien:
[…]
Artikel 51
1. Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de Autoriteit Consument en Markt indienen.
2. De Autoriteit Consument en Markt beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Indien de klacht betrekking heeft op de tarieven voor de aansluiting op het net van een grote productie-eenheid, kan de Autoriteit Consument en Markt een langere termijn stellen. De Autoriteit Consument en Markt kan de in de eerste volzin genoemde termijn met twee maanden verlengen als zij aanvullende gegevens nodig heeft. Indien de klager daarmee instemt, is verdere verlenging mogelijk.
3. De geschilbeslechtingswerkzaamheden worden niet verricht door personen die betrokken zijn bij werkzaamheden op grond van hoofdstuk 3, paragrafen 4 tot en met 6.
4. De beslissing van de Autoriteit Consument en Markt is bindend.
5. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.

Gebiedsindelingscode elektriciteit

Artikel 3. Het landelijk hoogspanningsnet
1. TenneT TSO B.V. beheert het landelijk hoogspanningsnet in Nederland.
2. Hoogspanningsnetten met een spanningsniveau van 150 kV waaraan een zogenoemde Cross Border Leaseovereenkomst is verbonden, worden beheerd in overeenstemming met de rechten van derden die voortvloeien uit een overeenkomst met betrekking tot dat net, ex artikel VIA van de wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer.
3. In afwijking van het eerste lid beheert Liander N.V. de hoogspanningsnetten met een spanningsniveau van 150 kV in:
de provincie Flevoland, met uitzondering van de verbindingen Zeewolde – Bunschoten en Pampus – ’s-Graveland, en met inbegrip van de verbindingen Lelystad – Hattem en Lelystad – Harderwijk;
de provincie Gelderland de stations Hattem en Harderwijk en de verbindingen Hattem – De Grift en Harderwijk – Ede.