ECLI:NL:CBB:2023:336

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22/768, 22/769 en 22/770
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake vertrouwelijke informatie in bestuursrechtelijke procedure luchtvaart

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 juni 2023 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het kader van een bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot de luchtvaart. De appellanten, waaronder Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM), International Air Transport Association (IATA), en easyJet Airline Company Ltd., hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) van 24 maart 2022. De ACM had vertrouwelijke versies van gedingstukken overgelegd en medegedeeld dat alleen het College kennis mocht nemen van deze stukken, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De betrokken partijen hebben gereageerd op de mededeling van de ACM. IATA, easyJet en Schiphol hebben ingestemd met de vertrouwelijke kennisname, terwijl de KLM-groep geen bezwaar heeft gemaakt. De rechter-commissaris heeft vervolgens de belangen afgewogen, waarbij het belang van gelijke toegang tot informatie voor alle partijen werd afgewogen tegen het belang van vertrouwelijkheid van concurrentiegevoelige gegevens.

De ACM heeft toegelicht dat de vertrouwelijke stukken betrekking hebben op tariefwijzigingen en reacties van Schiphol op zienswijzen van luchtvaartmaatschappijen. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat openbaarmaking van deze informatie onevenredig nadeel zou kunnen toebrengen aan de betrokken partijen. De KLM-groep is verzocht om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemmen met de vertrouwelijke behandeling van de stukken, zodat het College uitspraak kan doen op basis van deze informatie. De beslissing van de rechter-commissaris is genomen door mr. T. Pavićević, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/768, 22/769 en 22/770
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaken tussen
1. Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.te Amstelveen,
KLM Cityhopper B.V.,te Schiphol,
Transavia Airlines C.V.,te Schiphol,
Martinair Holland N.V.,te Schiphol,
Société Air France S.A.,te Roissy Charles de Gaulle (Frankrijk)
(gezamenlijk: KLM groep)
(gemachtigden: mr. P.J.F. Huizing, mr. R.R. de Groot en mr. A. Crespo),
2. International Air Transport AssociationIATA), te Quebec (Canada)
(gemachtigde: mr. M.J. Schaufeli),
3. easyJet Airline Company Ltd.easyjet), te Luton (Verenigd Koninkrijk)
(gemachtigde: mr. M.J. Schaufeli),
appellanten
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster

(gemachtigden: mr. dr. O.F. Essens, mr. J. de Vries, mr. L.H.J. Dabekaussen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Royal Schiphol Group N.V.(Schiphol), te Haarlemmermeer
(gemachtigde: mr. A.A. Kleinhout).

Procesverloop

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de ACM van 24 maart 2022.
De ACM heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met een verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van (delen van) deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
B1 Bijlage 6 bij de aanvraag van KLM;
B2 Bijlagen 1 tot en met 11 bij de reactie van Schiphol op de aanvragen.
De andere partijen hebben, nadat zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, gereageerd op de mededeling van de ACM. IATA, easyjet en Schiphol hebben ingestemd met vertrouwelijke kennisname van de stukken door het College. De KLM groep heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van de ACM.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2. De door de rechter-commissaris te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar staat tegenover dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl de ACM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
3. De ACM heeft de mededeling als volgt toegelicht. Bij stuk B1 gaat het om de tariefwijziging voor de luchthaven van Zürich voor de jaren 2023 en 2024. Dit zijn concurrentiegevoelige gegevens. Bij stuk B2 gaat het om de reacties van Schiphol op de zienswijzen van luchtvaartmaatschappijen of representatieve organisaties in het kader van de consultatieprocedure die voorafgaat aan de vaststelling van de tarieven en voorwaarden. Deze reacties zijn ook gericht aan partijen die geen aanvraag hebben ingediend bij de ACM en/of aan partijen die geen beroep hebben ingesteld tegen het besluit van de ACM. Mede met het oog op het borgen van een vertrouwelijk verloop van de consultatiefase waarbij het van belang is dat partijen vrijelijk kunnen spreken, en gelet op het bepaalde bij artikel 8.25da, derde lid, van de Wet luchtvaart, heeft Schiphol aan de ACM verzocht om vertrouwelijke behandeling van deze stukken. De reactie van Schiphol in deze bijlagen bevat tot de verschillende luchthavengebruikers herleidbare informatie. Naar de mening van de ACM betreft het bedrijfsvertrouwelijke informatie. Bij een gedeeltelijk vertrouwelijke behandeling, bijvoorbeeld door anonimisering, kunnen procespartijen nog steeds uit de informatie in de reactie van Schiphol afleiden welke andere luchthavengebruikers het betreft. Dit terwijl deze luchthavengebruikers geen deel uitmaken van deze procedure. Om die reden verzoekt de ACM om deze bijlagen bij de reactie van Schiphol in hun geheel als vertrouwelijk aan te merken. De ACM merkt daarbij nog op dat de openbare bijlage 12 bij de reactie van Schiphol een integrale, geanonimiseerde samenvatting bevat van alle afzonderlijke reacties. Aan procespartijen wordt bij een vertrouwelijke behandeling van bijlagen 1 tot en met 11 dan ook geen essentiële informatie onthouden. De ACM is daarom van mening dat het belang bij een openbare behandeling van deze stukken niet opweegt tegen het belang van de overige luchthavengebruikers en van toekomstige consultaties bij vertrouwelijke behandeling.
4. Gelet op de door de ACM gegeven toelichting acht de rechter-commissaris de gevraagde beperking van de kennisneming op dit moment gerechtvaardigd. De mededeling ziet op bedrijfsvertrouwelijke informatie of gegevens waaruit (een deel van) de marktstrategie van betrokkenen zou kunnen worden afgeleid, zo al niet sprake is van concurrentiegevoelige gegevens. Openbaarmaking van deze informatie zal tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens kunnen leiden, terwijl niet is gebleken dat kennisneming van de informatie door de partij die er niet over beschikt noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. De rechter-commissaris betrekt hierbij dat de andere partijen op de hoogte zijn van de precieze aard van deze informatie en dat zij in hun reactie op de mededeling van de ACM niet hebben aangegeven belang te hebben bij kennisname hiervan. Bovendien is er een geanonimiseerde samenvatting van alle reacties via bijlage 12 door de ACM beschikbaar gesteld.
5. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent. IATA, easyjet en Schiphol hebben al toestemming gegeven. De KLM groep wordt verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van (delen van) de stukken B1 en B2, voor zover zij deze stukken niet kent, uitspraak doet op het beroep.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is;
- verzoekt de KLM groep om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken B1en B2 uitspraak doet op de beroepen, voor zover zij deze stukken niet kennen.
Aldus genomen door mr. T. Pavićević, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier, op 2 juni 2023.
w.g. T. Pavićević w.g. I.C. Hof