ECLI:NL:CBB:2023:335

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22/2005
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geheimhoudingsbeslissing in het kader van de Tariefbeschikking Geestelijke Gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) beroep ingesteld tegen een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) van 30 augustus 2022, waarin de bezwaren van de NVvP tegen de Tariefbeschikking Geestelijke Gezondheidszorg voor het jaar 2022 ongegrond zijn verklaard. De NZa heeft vertrouwelijke documenten overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De NVvP heeft zich in een brief van 28 maart 2023 gerefereerd aan het oordeel van het College over deze beperking.

De rechter-commissaris heeft de belangen afgewogen en geconcludeerd dat de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. De stukken bevatten vertrouwelijke informatie, waaronder persoonlijke beleidsopvattingen en contactgegevens van medewerkers, waarvan onbeperkte kennisneming onevenredig nadeel voor de NZa zou kunnen opleveren. De rechter-commissaris heeft bepaald dat de NVvP binnen twee weken moet aangeven of zij instemt met het College om op basis van de vertrouwelijke stukken uitspraak te doen, voor zover zij deze niet kent.

De beslissing van de rechter-commissaris is op 13 april 2023 genomen door mr. T. Pavićević, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier. De zaak betreft een belangrijke afweging tussen transparantie in het bestuursrecht en de bescherming van vertrouwelijke informatie.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2005
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), te Utrecht, appellante

(gemachtigde: mr. J.J. Rijken),
en

de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), verweerster

(gemachtigde: mr. J. Mulder).

Procesverloop

De NVvP heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de NZa van 30 augustus 2022. Bij dat besluit zijn haar bezwaren tegen de door de NZa voor het jaar 2022 vastgestelde Tariefbeschikking Geestelijke Gezondheidszorg en Forensische Zorg TB/REG-22619 ongegrond verklaard.
De NZa heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van delen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
B1. E-mail van 24 juli 2020 met als onderwerp “Teksten mitigeren risico ZPM”.
B2. Memo 26 maart 2021 met als onderwerp “Voorstel differentiatie tarief psychiater in vrije vestiging”.
B3. Memo van 26 mei 2021 met als onderwerp “Opties invulling differentiatie tarief psychiater in vrije vestiging”.
B4. E-mail van 1 juni 2021 met als onderwerp “memo tariefdifferentiatie vrijgevestigd psychiaters? + gesprek met dNggz”.
B5. Memo van 4 juni 2021 met als onderwerp “Opties invulling differentiatie tarief psychiater in vrije vestiging”.
De NVvP heeft bij brief van 28 maart 2023 laten weten zich te refereren aan het oordeel van het College over de gevraagde beperking van de kennisneming.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2. De door de rechter-commissaris te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar staat tegenover dat onbeperkte kennisname van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl de NZa er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
3. De rechter-commissaris acht op grond van de door de NZa aangevoerde gronden de gevraagde beperking van de kennisneming van de stukken B1 tot en met B5 gerechtvaardigd. De stukken bevatten het telefoonnummer van een medewerker, en visies en standpunten die door werknemers van de NZa of van het ministerie van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport zijn opgenomen als opmerkingen of voorgestelde wijzigingen in concept documenten of in een mail. De rechter-commissaris acht aannemelijk dat de opmerkingen en wijzigingen persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad betreffen. De vertrouwelijkheid ervan dient te worden geëerbiedigd, omdat onbeperkte kennisneming van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl niet is gebleken dat kennisneming van deze informatie door de NVvP noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Beperking van de kennisneming van het telefoonnummer van de medewerker is met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer gerechtvaardigd, nu de NVvP die persoonsgegevens voor haar verdediging niet nodig heeft.
4. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent. De NVvP wordt verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken B1 tot en met B5, voor zover zij deze stukken niet kent.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de stukken B1 tot en met B5 gerechtvaardigd is;
- verzoekt de NVvP om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken B1 tot en met B5 uitspraak doet op het beroep, voor zover zij deze stukken niet kent.
Aldus genomen door mr. T. Pavićević, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier, op 13 april 2023.
w.g. T. Pavićević w.g. I.C. Hof