ECLI:NL:CBB:2023:288

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
22/149
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de minister bij inbewaringneming van weipoeder en proceskostenveroordeling

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 juni 2023, in de zaak tussen Kerry (NL) B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, werd het beroep van Kerry niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft de inbewaringneming van een partij weipoeder die vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Nederland was teruggestuurd. De minister had deze zending in officiële bewaring genomen omdat deze niet ter keuring was aangeboden bij een grenscontrolepost. Kerry had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond. Het College oordeelde dat de inbewaringneming onder de Warenwetregelgeving valt en niet onder de Wet dieren, waardoor de rechtbank Rotterdam bevoegd is om het beroep te behandelen. Het College verklaarde het beroep prematuur en stuurde het door naar de rechtbank Rotterdam. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van Kerry tot een bedrag van € 837,-, omdat de niet-ontvankelijkheidsverklaring te wijten was aan een onjuiste rechtsmiddelenclausule in het bestreden besluit.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/149

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 juni 2023 in de zaak tussen

Kerry (NL) B.V., te Utrecht (Kerry)

(gemachtigde: mr. C.F.L. Kaijser)
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister)

(gemachtigden: mr. A.F.D. Weken en mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2021 (besluit officiële inbewaringneming) heeft de minister een zending producten in officiële bewaring genomen.
Bij besluit van 17 december 2021 heeft de minister het bezwaar van Kerry ongegrond verklaard.
Kerry heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Kerry heeft nadere stukken ingediend.
De zitting was op 24 mei 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] en [naam 2] , namens Kerry, bijgestaan door haar gemachtigde en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1. Het College gaat uit van de volgende, in het geding van belang zijnde, feiten en omstandigheden.
1.1
Op enig moment vóór 5 oktober 2021 heeft Kerry een partij weipoeder vanuit het Verenigd Koninkrijk Nederland binnengebracht en opgeslagen in een loods. Hieraan voorafgaand heeft deze zending de EU verlaten en is naar het Verenigd Koninkrijk vervoerd. De zending is toen teruggestuurd omdat de verpakkingsgrootte niet juist was.
1.2
Met het besluit officiële inbewaringneming heeft de minister deze zending officieel in bewaring geplaatst, omdat de zending niet ter keuring is aangeboden bij een grenscontrolepost.
2. De minister heeft het bezwaar dat Kerry maakte tegen het besluit officiële inbewaringneming ongegrond verklaard. De partij weipoeder is in bewaring genomen omdat Kerry deze partij de Europese Unie heeft binnengebracht zonder dat deze partij eerst een officiële controle aan de grenscontrolepost van eerste binnenkomst in de Unie heeft ondergaan. Het is op grond van artikel 3, in verbinding met Bijlage I, hoofdstuk 35 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/632 [1] verplicht om producten van dierlijke oorsprong, zoals gehydrolyseerd weipoeder, te onderwerpen aan officiële controles aan grenscontroleposten overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 [2] . In het verlengde hiervan rust op de bevoegde autoriteiten op grond van artikel 47 van Verordening 2017/625 de verplichting om met betrekking tot producten van dierlijke oorsprong officiële controles te verrichten aan de grenscontrolepost van eerste binnenkomst in de Unie. Indien partijen die niet aan deze officiële controles zijn onderworpen toch de Unie binnenkomen, worden deze door de bevoegde autoriteiten in officiële bewaring genomen en wordt de binnenkomst in de Unie geweigerd op grond van artikel 66 van Verordening 2017/625.
3 Het College ziet zich eerst ambtshalve gesteld voor de beantwoording van de vraag of het bevoegd is te oordelen over het onderhavige beroep.
3.1
De bepaling die hier centraal staat, is artikel 47, vijfde lid, van Verordening 2017/625. Om uitvoering te geven aan deze verordening heeft de wetgever uitvoeringsbepalingen opgenomen in, onder meer, het Warenwetbesluit uitvoering verordening officiële controles en andere officiële activiteiten en het Besluit uitvoering verordening officiële controles diergezondheid. Uit de toelichtingen bij deze besluiten (respectievelijk Stb. 2019, 295 en Stb. 2019, 245) blijkt dat volgens de regelgevers Verordening 2017/625 onderwerpen bestrijkt die vallen onder de Wet dieren, de Warenwet en de Plantgezondheidswet. Blijkens de toelichting bij het Besluit uitvoering verordening officiële controles diergezondheid ziet dat besluit, dat valt onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, niet op de veiligheid van levensmiddelen. Dat onderwerp is volgens de toelichting geregeld via de Warenwet. Overtreding van artikel 47, vijfde lid, van Verordening 2017/625 is zowel in de Warenwetregelgeving als in de regelgeving die is gebaseerd op de Gezondheids-en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren een beboetbaar feit. Artikel 4 van het Warenwetbesluit uitvoering verordening officiële controles en andere officiële activiteiten bepaalt dat het verboden is te handelen in strijd met de voorschriften die gesteld zijn bij of krachtens artikel 47, vijfde lid, van Verordening 2017/625. En artikel 4 van het Besluit uitvoering officiële controles diergezondheid (ingetrokken bij Besluit diergezondheid Stb. 2021,169) bepaalde tot 21 april 2021 dat het verboden is in strijd te handelen met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van Verordening 2017/625. Op grond van artikel 1.14, aanhef en onder l, van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren is als voorschrift van EU-verordening als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren het artikel 47, vijfde lid, van Verordening 2017/625 aangewezen. Artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren bepaalt ook dat het verboden is in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
3.2
In het besluit officiële inbewaringneming en het bestreden besluit heeft de minister geen nationale regelgeving genoemd. In andere gedingstukken ziet het College aanknopingspunten dat deze zaak valt binnen het bereik van de Warenwet in plaats van binnen het bereik van de Wet dieren. Onder deze gedingstukken bevindt zich een intakeformulier “Doorgereden veterinaire zendingen” waarop staat dat het gebruiksdoel van de partij “humane consumptie” is. Ter zitting heeft Kerry toegelicht dat het weipoeder zodanig bewerkt is dat het eigenlijk alleen aminozuren bevat en kan worden gebruikt voor sport- of babyvoeding. Verder bevindt zich onder de gedingstukken een “bericht aanbieder/IC-houder besluit mbt weigering”. Dit document is ondertekend door een officiële dierenarts namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hierin staat dat de zending is geweigerd voor invoer in de EU om de reden “inzake volksgezondheid”. Bij de wettelijke basis hiervoor staan naast Verordening 2017/625 en twee uitvoeringsverordeningen vermeld: artikel 6 Warenwetregeling Veterinaire controles derde landen 2018, artikelen 3, 4 en 5 van het Warenwetbesluit uitvoering verordening officiële controles en andere officiële activiteiten, artikelen 2 en 3 van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen, artikelen 2 en 3 van het Warenwetbesluit invoer van levensmiddelen uit derde landen en artikelen 9, 13 en 14 van de Warenwet. De minister heeft ter zitting bevestigd zich te kunnen vinden in de constatering van het College dat er in de gedingstukken aanknopingspunten te vinden zijn dat de inbewaringneming van de partij weipoeder heeft plaatsgevonden op grond van de Warenwet en niet op grond van de Wet dieren. De minister heeft te kennen gegeven dat dit dan betekent dat zowel het besluit officiële inbewaringneming als het bestreden besluit door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport genomen hadden moeten worden genomen in plaats van door hem (de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).
3.3
Gelet op de hiervoor genoemde gedingstukken waarin de Warenwetregelgeving wordt genoemd en het standpunt van de minister ter zitting over zijn bevoegdheid, is het College van oordeel dat de inbewaringneming van de partij weipoeder valt onder de Warenwetregelgeving en niet onder de Wet dieren. Nu besluiten die betrekking hebben op de Warenwet ingevolge artikel 7 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:6, eerste lid, van de Awb in eerste aanleg door de rechtbank Rotterdam worden behandeld, waarna het College ingevolge artikel 11 van bijlage 2 van de Awb hierover eerst in een eventueel hoger beroep oordeelt, is de rechtbank Rotterdam de aangewezen instantie om het beroep te behandelen. Gelet hierop is het beroep bij het College prematuur. Daarom zal het College het beroep niet-ontvankelijk verklaren en het beroep doorsturen aan de rechtbank Rotterdam om daar verder te worden behandeld.
4. Nu de niet-ontvankelijkheidsverklaring is te wijten aan de omstandigheid dat de minister het bestreden besluit heeft genomen en dientengevolge een onjuiste rechtsmiddelenclausule in dat besluit heeft opgenomen, ziet het College aanleiding om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb de minister te veroordelen in de proceskosten die Kerry in verband met de behandeling van het beroep bij het College redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing.

Het College:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 360,- aan Kerry te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van Kerry tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, mr. M.P. Glerum en mr. P.H.A. Knol, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.
w.g. T. Pavićević w.g. C.D.V. Efstratiades
Bijlage
Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen
Artikel 47
Dieren en goederen die aan officiële controles aan grenscontroleposten onderworpen zijn
1. Om naleving van de in artikel 1, lid 2, bedoelde regels te verifiëren, verrichten de bevoegde autoriteiten officiële controles aan de grenscontrolepost van eerste binnenkomst in de Unie, op elke zending van de volgende categorieën dieren
en goederen die de Unie binnenkomen:
a. a) dieren;
b) producten van dierlijke oorsprong, levende producten en dierlijke bijproducten;
(…)
5. De voor de zending verantwoordelijke exploitanten zorgen ervoor dat de dieren en goederen van de in lid 1 bedoelde categorieën voor een officiële controle worden aangeboden aan de grenscontrolepost van eerste binnenkomst in de Unie.
Artikel 66
Maatregelen die moeten worden genomen indien niet-conforme zendingen de Unie binnenkomen
(…)
6. Indien een zending van de in artikel 47, lid 1, bedoelde categorieën dieren of goederen niet voor de in dat artikel bedoelde officiële controles wordt aangeboden, (…) gelasten de bevoegde autoriteiten dat die zending wordt vastgehouden of teruggeroepen en onverwijld in officiële bewaring wordt genomen.
(…)
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:6
1. Het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
(…)
Bijlage 2. Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (artikelen 8:5, 8:6, 8:7, 8:105 en 8:106)
(…)
Artikel 7. Beroep bij de rechtbank Rotterdam
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Rotterdam. (…)
Warenwet
(…)
Artikel 11. Hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
(….)
Warenwet
(…)
Wet dieren
Artikel 6.2. Strafbaarstelling overtredingen EU-verordeningen (Wet dieren)
1. Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 1.14
Als voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet zijn aangewezen:
(…)
l. van verordening (EU) 2017/625:
(…)
–artikel 47, vijfde lid;
(…)
Besluit uitvoering verordening officiële controles diergezondheid
Artikel 4
Het is verboden in strijd te handelen met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van verordening (EU) nr. 2017/625 of van daarop gebaseerde EU-rechtshandelingen.
Warenwetbesluit uitvoering verordening officiële controles en andere officiële activiteiten
Artikel 4
Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften die gesteld zijn bij of krachtens de artikelen 15, eerste tot en met vijfde lid, 45, vierde lid, 47, vijfde lid, 48, onderdelen b tot en met f, 49, vierde lid, 50, eerste, derde en vierde lid, 51, eerste lid, onderdelen a tot en met d, 53, eerste lid, onderdelen a, d en e, 56, eerste en vierde lid, 57, eerste lid, 58, 66, derde lid, tweede alinea, 69, eerste lid, 71, 77, eerste en tweede lid, 126, eerste en derde lid, en 128, eerste lid, van verordening (EU) 2017/625.

Voetnoten

1.van de Commissie van 13 april 2021 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de lijsten van aan officiële controles aan grenscontroleposten onderworpen dieren, producten van dierlijke oorsprong, levende producten, dierlijke bijproducten en afgeleide producten, samengestelde producten en hooi en stro
2.van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen (Verordening 2017/625)