ECLI:NL:CBB:2023:280

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
21/1532
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over subsidie COVID-19

In deze uitspraak van 6 juni 2023, gedaan door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, is de minister van Economische Zaken en Klimaat veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in een beroepsprocedure. De zaak betreft een onderneming die een beroep had ingesteld tegen een besluit van de minister. De minister had bij besluit van 27 maart 2023 het bezwaar van de onderneming gegrond verklaard en een subsidie van € 44.496,95 verleend, waardoor de minister aan de onderneming tegemoet was gekomen.

Het College heeft geoordeeld dat, omdat de minister aan de onderneming tegemoet is gekomen, de minister ook de proceskosten moet vergoeden. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College over voldoende informatie beschikte om tot een beslissing te komen. Dit is in overeenstemming met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een zitting niet nodig is als er voldoende informatie is.

De hoogte van de proceskosten is vastgesteld op € 1.674,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend op basis van de proceshandelingen die zijn verricht, met een puntensysteem en wegingsfactoren. Daarnaast is opgemerkt dat de minister ook verplicht is om de kosten van het griffierecht van € 360,- te vergoeden, zoals vermeld in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 21/1532
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2023 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats] , de onderneming

(gemachtigde: mr. M.C.M.M. van de Ven),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister

(gemachtigden: H.G.M. Wammes en M.P. Beudeker).

Samenvatting

1. In deze uitspraak veroordeelt het College de minister tot vergoeding van de proceskosten in beroep, omdat de minister aan de onderneming tegemoet is gekomen.
2. Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het over voldoende informatie beschikt om de minister te veroordelen in de proceskosten. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.

Beoordeling

3. Als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan het bestuursorgaan bij intrekking van het beroep op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten worden veroordeeld. Dat volgt uit artikel 8:75a van de Awb.
4. De hoogte van de proceskosten wordt vastgesteld aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hierin is vermeld voor welke proceshandelingen kosten worden vergoed met een systeem van vaste bedragen, gebaseerd op punten en wegingsfactoren.
5. Het College stelt vast dat de onderneming bij brief van 21 april 2023 het beroep heeft ingetrokken en het College daarbij heeft verzocht de minister in de proceskosten te veroordelen. De reden hiervoor is dat de minister bij besluit van 27 maart 2023 het bezwaar van de onderneming gegrond heeft verklaard en alsnog een subsidie heeft verleend van
€ 44.496,95. Daarmee is de minister aan de onderneming tegemoet gekomen. Het College veroordeelt de minister daarom tot vergoeding van de in de beroepsprocedure gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting op 16 januari 2023 met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
6. Ter voorlichting aan partijen merkt het College op dat de verplichting voor de minister om de kosten van het griffierecht van € 360,- te vergoeden rechtstreeks volgt uit artikel
8:41, zevende lid, van de Awb.

Beslissing

Het College veroordeelt de minister in de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.
w.g. H. van den Heuvel w.g. A.M. Slierendrecht

Wat u kunt doet als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Na deze termijn kan het College uw verzetschrift niet meer in behandeling nemen. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.