In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellante, [naam 1] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister, maar dit bezwaar is te laat ingediend. De minister heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat [naam 1] B.V. erkent dat zij een dag te laat was met het indienen van het bezwaar. De kern van de zaak draait om de vraag of er goede redenen waren voor deze termijnoverschrijding.
Tijdens de zitting op 4 mei 2023 heeft [naam 1] B.V. aangevoerd dat zij materieel recht heeft op de subsidie en dat er een zwaarwegend financieel belang is. Ook werd gesteld dat de termijnoverschrijding gering was. Echter, het College oordeelde dat de reden voor de termijnoverschrijding, namelijk het pas na het verstrijken van de termijn ontdekken van een fout in de aanvraag, niet als verschoonbaar kan worden aangemerkt. Er zijn geen andere omstandigheden gebleken die de termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen.
Het College heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen door mr. J.H. de Wildt, met J.P.A. Schaafsma als griffier.