ECLI:NL:CBB:2023:242

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
21/235
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak accountantskamer over PE-verplichtingen en beroepsregels

Op 16 mei 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een accountant, [naam], die in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de accountantskamer. De accountantskamer had op 20 november 2020 een klacht gegrond verklaard tegen [naam] wegens het niet voldoen aan de permanente educatie (PE) verplichtingen. [naam] had in de jaren 2016, 2017 en 2018 niet het vereiste aantal PE-uren geregistreerd, wat leidde tot een berisping en een geldboete van € 6.300,00. In hoger beroep stelde [naam] dat hij de uitspraak niet had ontvangen en dat persoonlijke omstandigheden hem hadden belet om aan de PE-verplichtingen te voldoen. Het College oordeelde dat de verzenddatum van de uitspraak van de accountantskamer niet met zekerheid kon worden vastgesteld, maar dat de e-mail van 25 januari 2021 als verzenddatum kon worden aangenomen. Hierdoor was het hoger beroep ontvankelijk. Het College beoordeelde de argumenten van [naam] en concludeerde dat de opgelegde maatregelen van berisping en geldboete passend waren, aangezien hij niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die zijn tekortkomingen rechtvaardigden. Het College verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak van de accountantskamer.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 21/235

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 mei 2023 op het hoger beroep van:

[naam] te [plaats] ( [naam] ),

tegen de uitspraak van de accountantskamer van 20 november 2020, gegeven op een klacht, door de
Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van accountants(Nba) ingediend tegen [naam] .
(gemachtigde van Nba: mr. A. Sukkel).

Procesverloop in hoger beroep

[naam] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van
20 november 2020, met nummer 20/1318 Wtra AK (niet gepubliceerd).
De Nba heeft een schriftelijke reactie op het hogerberoepschrift gegeven.
[naam] en de Nba hebben nadere reacties ingediend.
Het College heeft [naam] schriftelijke vragen gesteld over (onder meer) de door hem aangevoerde persoonlijke omstandigheden. [naam] heeft hier niet op gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2023. Namens de Nba heeft
mr. A Sukkel deelgenomen aan de zitting. [naam] heeft niet deelgenomen aan de zitting.

Grondslag van het geschil

1.1
[naam] is sinds 22 juli 1998 ingeschreven geweest in het accountantsregister. Hij is in de jaren 2016, 2017 en 2018 aangemerkt als accountant in business. Op 31 december 2021 is zijn inschrijving doorgehaald.
1.2
[naam] heeft voor het kalenderjaar 2016 10 uren aan activiteiten op het gebied van permanente educatie (PE) geregistreerd en 20 uren voor het kalenderjaar 2017. Voor het kalenderjaar 2018 heeft [naam] geen PE-activiteiten geregistreerd.
1.3
[naam] heeft niet gereageerd op de brieven van de Nba waarin hem werd verzocht zijn verrichte PE-activiteiten te registreren, dan wel het tekort aan PE-activiteiten in te halen en deze activiteiten te registreren.

Uitspraak van de accountantskamer

2.1
De klacht, zoals weergegeven in de uitspraak van de accountantskamer, welke weergave door partijen niet wordt bestreden, houdt in dat [naam] volgens de Nba heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.
Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door Nba gegeven toelichting, de volgende verwijten:
[naam] heeft minder dan 120 uur aan PE-activiteiten besteed in de driejaarscyclus 2016-2018;
als zou blijken dat [naam] wel voldoende uren aan PE-activiteiten heeft besteed, dan heeft hij niet voldaan aan de registratieplicht.
2.2
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht gegrond verklaard en aan [naam] een berisping en een geldboete van € 6.300,00,- opgelegd.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Standpunten van partijen3.1 [naam] voert aan dat poststukken hem niet altijd goed bereiken. Hij wist niet dat door de Nba een klacht tegen hem was ingediend en ook de uitspraak van de accountantskamer heeft hij niet per post ontvangen. Door omstandigheden in de privésfeer is de PE-registratie aan de aandacht ontsnapt. Uit zijn administratie kan [naam] niet meer achterhalen of er nog PE-punten zijn behaald die voor registratie in aanmerking komen. De opgelegde maatregelen, die bestaan uit een berisping en een geldboete, zijn buitenproportioneel.
3.2
De Nba stelt zich op het standpunt dat [naam] zich diende te houden aan zijn PE-verplichting, omdat hij gedurende de driejaarscyclus in het accountantsregister stond ingeschreven. Hierdoor waren de Nadere voorschriften permanente educatie (NVPE) van toepassing op [naam] . In haar schriftelijke reactie op het hoger beroepschrift geeft de Nba het College in overweging om bijzondere persoonlijke omstandigheden van [naam] in aanmerking te nemen in het geval door [naam] daarvoor enige onderbouwing wordt aangeleverd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
4. Op grond van artikel 43, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) kan de betrokkene, de klager of de beroepsorganisatie ieder binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak van de accountantskamer hoger beroep instellen bij het College, tenzij tegen die uitspraak verzet kan of kon worden gedaan. Het hoger beroep van [naam] is niet binnen zes weken na de op de uitspraak van de accountantskamer vermelde verzenddatum (20 november 2020) bij het College binnengekomen. De uitspraak van de accountantskamer is niet per aangetekende post verzonden en [naam] stelt dat hij de verzonden uitspraak niet heeft ontvangen. Het College kan niet met zekerheid vaststellen dat de uitspraak daadwerkelijk op 20 november 2020 aan [naam] is verzonden. Wel staat vast dat de accountantskamer op 25 januari 2021 [naam] per e-mail op de hoogte heeft gebracht van de uitspraak en dat deze e-mail ook door [naam] is ontvangen. Het College gaat daarom uit van 25 januari 2021 als verzenddatum van de uitspraak. Dat betekent dat het hoger beroep binnen zes weken na de dag van verzending door de accountantskamer is ingediend en dat het hoger beroep ontvankelijk is.
Beoordeling door het College
5.1
In paragraaf 2.5 van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) is het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid nader uitgewerkt. Dit beginsel houdt, blijkens artikel 12 van de VGBA, onder meer in dat de accountant zijn vakbekwaamheid op het niveau houdt dat is vereist om een professionele dienst op een adequate wijze te kunnen verlenen.
5.2
Ter uitwerking van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft het bestuur van de Nba de NVPE vastgesteld. Ingevolge artikel 2 van de NVPE, zoals dit artikel gold ten tijde van belang – houdt de PE-verplichting voor de accountant, kort gezegd, in dat hij ten minste 120 PE-punten per driejaarscyclus behaalt, waarvan ten minste 20 PE-punten per kalenderjaar. Met de PE-verplichting wordt kwaliteitsbehoud in het vak beoogd.
5.3
Niet in geschil is dat [naam] minder dan 120 uur aan PE-activiteiten heeft besteed in de driejaarscyclus 2016-2018. Hij heeft daarmee niet voldaan aan de PE-verplichting en als gevolg daarvan gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan [naam] niet is aan te rekenen dat hij niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichtingen. De algemeen geformuleerde stelling van [naam] dat sprake is van persoonlijke omstandigheden acht het College daartoe ontoereikend, omdat elke argumentatie ervoor ontbreekt. [naam] heeft bovendien geen reactie gegeven op schriftelijke vragen van het College waarin is verzocht om een nadere toelichting te geven op en onderbouwing te leveren voor de door hem gestelde persoonlijke omstandigheden. [naam] heeft verder aangevoerd dat er weinig cursussen zijn die goed aansluiten op zijn dagelijkse praktijk en dat het hem ontbreekt aan toereikende financiële middelen. Deze omstandigheden, die hij ook niet nader heeft beargumenteerd of onderbouwd, kunnen ook niet aangemerkt worden als rechtvaardiging voor het niet behalen van PE-punten. Van een werkzaam accountant mag worden verwacht dat hij zijn professionele deskundigheid middels permanente educatie op een niveau houdt dat is vereist om adequaat professionele diensten te kunnen verlenen. Gelet hierop heeft de accountantskamer de klacht, wat betreft het in onderdeel a neergelegde verwijt, terecht gegrond verklaard.
5.4
Met de accountantskamer acht het College in dit geval voorts de maatregelen van berisping en geldboete passend en geboden. Zoals de accountantskamer ook heeft gedaan, houdt het College daarbij rekening met het feit dat collega-accountants die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, studiekosten en arbeidsuren hebben moeten maken. Niet is gebleken dat de schatting van de economische waardering van dat verschil (op € 70,- per uur) in dit geval niet passend zou zijn. Als gevolg van het tekort van 90 PE-uren wordt een geldboete van € 6.300,- (90 x € 70,-) gerechtvaardigd geacht. Het College ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de opgelegde maatregelen buitenproportioneel zijn.
6. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
7. De beslissing op dit hoger beroep berust mede op hoofdstuk V van de Wet tuchtrechtspraak accountants.

Beslissing

Het College verklaart het hoger beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.W. Aerts, mr. J.L. Verbeek en mr. P. Glazener, in aanwezigheid van mr. E. van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.
w.g. J.L.W. Aerts de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen