ECLI:NL:CBB:2023:206
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het vestigingsvereiste voor subsidieaanvraag Stichting in het kader van de TVL-regeling
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 april 2023, zaaknummer 22/559, staat de beoordeling van een subsidieaanvraag van een Stichting centraal. De Stichting had een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL-regeling) voor het tweede kwartaal van 2021. De aanvraag werd door de minister van Economische Zaken en Klimaat afgewezen, omdat de Stichting niet zou voldoen aan het vestigingsvereiste. Dit vereiste houdt in dat de Stichting ten minste één vestiging moet hebben die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de bestuurders en waar duurzame uitoefening van activiteiten plaatsvindt.
De Stichting voerde aan dat de opslagloods, gelegen op een ander adres dan het privéadres van de bestuurders, als vestiging moet worden beschouwd. De loods wordt het hele jaar door gebruikt voor de opslag van materialen die nodig zijn voor de jaarlijkse Pinksterfeesten, die door de Stichting worden georganiseerd. De minister betwistte echter dat de opslagloods voldoet aan de definitie van vestiging, omdat er geen duurzame uitoefening van activiteiten zou plaatsvinden.
Het College oordeelde dat de opslagloods inderdaad als vestiging moet worden gezien, omdat de Stichting zonder deze loods haar doelstellingen niet kan bereiken. De uitspraak vernietigde het bestreden besluit van de minister en droeg deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van de Stichting werden vergoed. Het College concludeerde dat de minister ten onrechte de subsidieaanvraag had afgewezen, omdat de opslagloods een cruciale rol speelt in de activiteiten van de Stichting.