ECLI:NL:CBB:2023:165

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
21/1362
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beslissing op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat inzake subsidieaanvraag

In deze zaak heeft de ondernemer, handelend onder de naam [naam 2] en gevestigd te [woonplaats], verzet aangetekend tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 17 mei 2022. Deze uitspraak verklaarde het beroep van de ondernemer ongegrond, dat was ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 21 oktober 2021. De minister had het bezwaar van de ondernemer niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

Tijdens de behandeling van het verzet op 23 februari 2023 heeft de ondernemer erkend dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, maar hij voerde aan dat hij na uitspraken van de minister-president op meer coulance had gerekend. Hij stelde dat, hoewel er iets fout was gegaan in het kwartaal waar het bezwaar op betrekking had, de subsidie voor de andere kwartalen wel was verleend na het maken van bezwaar.

Het College heeft echter geoordeeld dat de ondernemer in verzet geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die zouden kunnen leiden tot een oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De gedingstukken boden hiervoor ook geen aanknopingspunten. Daarom heeft het College het verzet ongegrond verklaard. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 maart 2023.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1362

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2023 op het verzet van

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] ,te [woonplaats] (de ondernemer)

Procesverloop

De ondernemer heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 21 oktober 2021.
Bij uitspraak van 17 mei 2022 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, het beroep ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen de uitspraak van 17 mei 2022 verzet gedaan.
Het College heeft de minister verzocht het besluit van 2 februari 2021 waartegen het bezwaar was gericht, alsnog inhoudelijk te heroverwegen. De minister heef dat gedaan en heeft in een brief van 28 juli 2022 laten weten dat er geen grond is om tot een andere beslissing te komen.
Het verzet is daarna behandeld ter zitting van 23 februari 2023. De ondernemer heeft aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1. Met het besluit van 21 oktober 2021 heeft de minister het bezwaar van de ondernemer tegen het besluit van 2 februari 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift (veel) te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. In de uitspraak van 17 mei 2022 heeft het College geoordeeld dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. De ondernemer heeft in verzet erkend dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Hij heeft verder naar voren gebracht dat hij na door de minister-president gedane uitspraken op meer coulance had gerekend. Ook al is er iets fout gegaan in dit kwartaal, voor de andere kwartalen is het na het maken van bezwaar wel allemaal goed gekomen en is de aangevraagde subsidie verleend.
3. Het College moet vaststellen dat de ondernemer in verzet niets heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar (verontschuldigbaar) is. De gedingtukken bevatten voor zo’n oordeel ook geen aanknopingspunt. Het verzet is daarom ongegrond.
4. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer