Op 28 maart 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van [naam 1] B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 14 juni 2022, waarin het College het beroep van de onderneming ongegrond had verklaard. Dit beroep was ingesteld tegen de beslissing van de minister van 21 oktober 2021, die het bezwaar van de onderneming tegen een eerder besluit van 13 juli 2021 niet-ontvankelijk had verklaard. De minister stelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
Tijdens de zitting van 23 februari 2023 heeft de onderneming aangevoerd dat zij geen notificatie e-mail had ontvangen en dat er geen reden was om aan te nemen dat de verleende TVL-subsidie zou worden ingetrokken. Het College heeft echter vastgesteld dat er op 13 juli 2021 wel degelijk een notificatie e-mail was verzonden naar het opgegeven e-mailadres van de onderneming. De onderneming had dus op de hoogte kunnen zijn van het besluit. Het College oordeelde dat de veronderstelling van de onderneming dat alles in orde was, geen grond bood voor een verschoonbare termijnoverschrijding.
De uitspraak concludeert dat het verzet ongegrond is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Tevens wordt de onderneming gewezen op de mogelijkheid om de minister te verzoeken om terug te komen van het besluit van 13 juli 2021, dat inmiddels in rechte onaantastbaar is geworden. De uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer.