ECLI:NL:CBB:2023:114

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
22/1674
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit minister van Infrastructuur en Waterstaat

Op 7 maart 2023 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure van [de onderneming] B.V. tegen een eerdere uitspraak van 13 december 2022. De onderneming had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 28 februari 2022, maar het College had dit beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De onderneming heeft echter verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoerde dat zij niet in verzuim was geweest.

In de overwegingen van het College werd vastgesteld dat de onderneming inderdaad niet in verzuim was en dat het verzet gegrond verklaard moest worden. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 13 december 2022 vervalt en dat het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van het verzet, omdat de verwarring over de betaling van het griffierecht was ontstaan door een onjuiste vermelding in het besluit van de minister.

De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier mr. S. van Noordt, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2023. De minister is veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan de onderneming.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1674

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2023 op het verzet van

[de ondereming] B.V., te [plaats] (de onderneming)

(gemachtigde: mr. R.P. Kuijper)

Procesverloop

De onderneming heeft bij de rechtbank Midden-Nederland beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 28 februari 2022. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden aan het College.
Bij uitspraak van 13 december 2022 heeft het College het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting,
niet-ontvankelijk verklaard.
De onderneming heeft tegen de uitspraak van het College van 13 december 2022 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat binnen de daarvoor gestelde termijn het griffierecht niet is betaald.
2. In verzet is gebleken dat de onderneming niet in verzuim is geweest. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard.
3. Omdat het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de uitspraak van
13 december 2022 en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. De minister moet de proceskosten van het verzet van de onderneming vergoeden (0,5 punt voor het indienen van een verzetschrift, waarde per punt
€ 837,-, wegingsfactor 1). Het College bepaalt dit, omdat de verwarring rond de betaling van het griffierecht is ontstaan doordat de minister onder het besluit van
28 februari 2022 ten onrechte heeft vermeld dat daartegen beroep kon worden ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van het verzet van de onderneming tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
mr. S. van Noordt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 7 maart 2023.
w.g. T.G.M. Simons w.g. S. van Noordt