Op 7 maart 2023 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure van [de onderneming] B.V. tegen een eerdere uitspraak van 13 december 2022. De onderneming had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 28 februari 2022, maar het College had dit beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De onderneming heeft echter verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoerde dat zij niet in verzuim was geweest.
In de overwegingen van het College werd vastgesteld dat de onderneming inderdaad niet in verzuim was en dat het verzet gegrond verklaard moest worden. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 13 december 2022 vervalt en dat het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van het verzet, omdat de verwarring over de betaling van het griffierecht was ontstaan door een onjuiste vermelding in het besluit van de minister.
De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier mr. S. van Noordt, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2023. De minister is veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan de onderneming.