ECLI:NL:CBB:2023:11

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
21/1519
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen besluit minister van Economische Zaken en Klimaat

Op 17 januari 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Appellant, vertegenwoordigd door mr. L.A. Bocxe, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 26 juli 2022, waarin het College het beroep van appellant ongegrond had verklaard. Dit beroep was ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 25 november 2021, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 5 juli 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De minister had geoordeeld dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was.

In het verzetschrift voerde appellant aan dat er op 25 juni 2021 een bericht was ontvangen dat de werkelijke omzet over het vierde kwartaal van 2020 moest worden opgegeven, en dat dit de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zou hebben verlengd. Daarnaast werd gesteld dat er verwarring was ontstaan door een samenloop van twee bezwaarschriftprocedures. Het College oordeelde echter dat deze argumenten niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te weerleggen. Het College bevestigde dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, aangezien het besluit van 5 juli 2021 tijdig was bekendgemaakt en er geen aanwijzingen waren voor een verlenging van de bezwaartermijn.

De uitspraak concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat het beroep van appellant niet inhoudelijk zou worden behandeld. Tevens werd bepaald dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, met mr. S. van Noordt als griffier.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1519

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 op het verzet van

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [woonplaats] , appellant

(gemachtigde: mr. L.A. Bocxe)

Procesverloop

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat (minister) van 25 november 2021.
Bij uitspraak van 26 juli 2022 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de uitspraak van 26 juli 2022 verzet gedaan.

Overwegingen

1. In het besluit van 25 november 2021 heeft de minister het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift (veel) te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is. In de uitspraak van 26 juli 2022 heeft het College geoordeeld dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. In het verzetschrift voert appellant aan (1) dat op 25 juni 2021 een bericht is ontvangen waarin werd gevraagd de werkelijke omzet over het vierde kwartaal van 2020 op te geven en dat daarom ook de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift betreffende datzelfde kwartaal geacht moet worden te zijn verlengd en (2) dat er sprake was van een samenloop van twee bezwaarschriftprocedures waardoor verwarring is ontstaan.
3. Dit brengt het College niet tot het oordeel dat de uitspraak van 26 juli 2022 niet juist is. (1) Vaststaat dat de minister het besluit van 5 juli 2021 op die dag bekend heeft gemaakt en dat onder dat besluit is vermeld dat daartegen binnen zes weken bezwaar kan worden gemaakt. Het op 25 juni 2021 ontvangen bericht vermeldt niets over een verlenging van de bezwaartermijn en kan redelijkerwijs ook niet zo worden opgevat. In elk geval had appellant zich binnen de termijn tot de minister kunnen wenden om opheldering (2) Dat, via het kantoor van de gemachtigde van appellant, twee bezwaarprocedures tegelijk liepen kan geen verontschuldiging opleveren voor het te laat indienen van het bezwaarschrift.
4. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van appellant niet inhoudelijk zal worden behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
mr. S. van Noordt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 17 januari 2023.
w.g. T.G.M. Simons w.g. S. van Noordt