Op 7 maart 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van een onderneming die verzet heeft aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 19 april 2022. In die uitspraak werd het beroep van de onderneming tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 8 december 2021 niet-ontvankelijk verklaard vanwege een niet-verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn. De onderneming had op 25 januari 2022 een digitaal beroepschrift ingediend, terwijl een ander beroepschrift op 22 januari 2022 bij de rechtbank Den Haag was ontvangen. De onderneming stelde dat het besluit van 8 december 2021 niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn niet op 9 december 2021 zou zijn aangevangen. Het College oordeelde echter dat de bekendmaking aan de gemachtigde correct was uitgevoerd en dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De uitspraak van 19 april 2022 werd daarom bevestigd, en het verzet werd ongegrond verklaard. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, met E.A. van der Meel als griffier.