Op 17 januari 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/344, waarin appellante, [naam] B.V. uit [woonplaats], verzet heeft aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 23 augustus 2022. In die uitspraak werd het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante heeft in haar verzetschrift aangevoerd dat zij meent dat er al betaald is of dat betaling niet nodig zou zijn vanwege de samenhang met andere zaken.
Het College heeft appellante de gelegenheid gegeven om het griffierecht alsnog te voldoen, maar zij heeft dit niet gedaan. In plaats daarvan heeft appellante een schriftelijke reactie gestuurd waarin zij haar standpunt verder toelichtte. Het College heeft deze argumenten niet gevolgd en vastgesteld dat het griffierecht wederom niet is betaald. Hierdoor kon het verzet niet worden gehonoreerd en werd het beroep van appellante niet inhoudelijk behandeld.
De uitspraak van het College houdt in dat het verzet ongegrond is verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren in stand blijft. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.