ECLI:NL:CBB:2022:802

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
22/128
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de niet-toekenning van subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 december 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen V.O.F. [naam 1] en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door [naam 1] is ingediend tegen een besluit van de minister, waarin de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1) voor de periode juni tot en met september 2020 op nihil is vastgesteld. Het bezwaar van [naam 1] werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Het College heeft de zaak op 14 september 2022 en opnieuw op 1 december 2022 behandeld. Tijdens de zittingen zijn de gemachtigden van de minister en [naam 1] gehoord. Het College heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn van zes weken, die begon op de dag na de bekendmaking van het besluit op 31 maart 2021, was verstreken. Het bezwaarschrift was pas op 4 oktober 2021 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend. Het College oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen goede redenen waren voor de termijnoverschrijding. De minister had het bezwaar van [naam 1] daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het College kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-besluit, omdat het beroep ongegrond werd verklaard. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/128

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

V.O.F. [naam 1] , te [plaats] , appellante ( [naam 1] )

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder (de minister)

(gemachtigden: mr. S.M. Piron, mr. R.E. Groenewold, mr. M. van den Brink, mr. G.O. Hoeksma).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2021 (het TVL-besluit) heeft de minister de aan [naam 1] verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID19 (TVL 1) voor de periode juni tot en met september 2020 vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 6 december 2021 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft de zaak op 14 september 2022 op een zitting behandeld. Aan de zitting hebben alleen de eerste twee gemachtigden van de minister deelgenomen. Aan het eind van de zitting heeft het College het onderzoek gesloten.
Nadien is aan het College de aangetekende brief aan [naam 1] met de uitnodiging voor de zitting als onbestelbaar geretourneerd. In de reactie van [naam 1] op de nogmaals per gewone postzending verzonden uitnodiging voor de zitting heeft het College aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
Het College heeft de zaak op 1 december 2022 nogmaals op een zitting behandeld. Aan de zitting hebben [naam 2] , bijgestaan door [naam 3] , en de laatste twee gemachtigden van de minister deelgenomen

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het volgende geregeld. De bezwaartermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid). De bezwaartermijn begint te lopen met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:8, eerste lid). Is een bezwaarschrift buiten de termijn ingediend, dan is het in beginsel nietontvankelijk. Indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven (artikel 6:11). Dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
2. Dit betekent het volgende voor de zaak van [naam 1] .
3. Het TVL-besluit is bekend gemaakt op 31 maart 2021. De bezwaartermijn eindigde dus op 12 mei 2021. Het bezwaarschrift, gedateerd op 30 september 2021, is op 4 oktober 2021 per aangetekende post naar de minister verstuurd en op 5 oktober 2021 door de minister ontvangen. [naam 1] heeft het bezwaarschrift dus niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken ingediend.
4. Naar het oordeel van het College heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [naam 1] geen goede redenen had voor de termijnoverschrijding.
5. Het College stelt vast dat [naam 1] op het aanvraagformulier dat hij op 3 juli 2020 heeft ondertekend en ingediend, expliciet toestemming heeft gegeven om over de aanvraag alleen digitaal bericht te ontvangen, door op het formulier de stelling “Ik ontvang alleen digitaal bericht over deze aanvraag” met “Ja” te beantwoorden. [naam 1] heeft aldus bewust ingestemd met verdere digitale correspondentie. Hiermee mocht de minister op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb het besluit digitaal verzenden. De minister heeft in de bijlage bij het verweerschrift een afschrift overgelegd van de notificatiemail die op 31 maart 2021 is verstuurd naar het door [naam 1] op het aanvraagformulier ingevulde e-mailadres.
6. [naam 1] heeft een verklaring overgelegd van een medewerker, gedateerd 7 oktober 2022, dat op 31 maart 2021 inderdaad een notificatiemail is ontvangen dat er een bericht over de TVL-aanvraag klaar stond, maar dat het bericht zelf onvindbaar was op mijn.rvo. Ook als dit juist is, had van [naam 1] verwacht mogen worden dat zij actie zou ondernemen door navraag over het bericht te doen bij RVO. Dat heeft zij nagelaten, en het gevolg daarvan dient voor rekening te komen van [naam 1] . De minister heeft het bezwaar van [naam 1] daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-besluit, waarin de minister de aan [naam 1] verleende subsidie op nihil heeft vastgesteld.
8. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, in aanwezigheid van mr. M.B.L. van der Weele, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.
w.g. J.H. de Wildt w.g. M.B.L. van der Weele