ECLI:NL:CBB:2022:786

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
21/1032
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerdere uitspraak inzake proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak over COVID-19 subsidie

Op 6 december 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van Hotel Rotterdam B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. Deze uitspraak volgde op een verzet dat was ingediend tegen een eerdere uitspraak van het College van 1 november 2022, waarin het verzoek van appellante om de minister te veroordelen in de proceskosten werd afgewezen. Het College heeft in het verzet vastgesteld dat op de dag van de eerdere uitspraak alleen het besluit van 29 september 2022 beschikbaar was, waaruit bleek dat de minister niet aan appellante tegemoet was gekomen. Echter, in het verzet is gebleken dat de minister bij besluit van 4 oktober 2022 wel tegemoet is gekomen aan de appellante. Hierdoor heeft het College het verzet gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van 1 november 2022 vervallen verklaard.

In de beslissing heeft het College de minister van Economische Zaken en Klimaat veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1.138,50. Dit bedrag is opgebouwd uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gedaan door mr. T.G.M. Simons, met D.A. Bohlmeijer als griffier. Deze uitspraak benadrukt het belang van de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures, vooral in het kader van de COVID-19 subsidies.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1032

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2022 op het verzet van

Hotel Rotterdam B.V., te Rotterdam, appellante

(gemachtigde: mr. R.M. Rensing)

Procesverloop

Bij uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 1 november 2022 heeft het College het verzoek van appellante om de minister van Economische Zaken en Klimaat (verweerder) te veroordelen in de proceskosten van het door appellante in deze zaak ingestelde beroep, afgewezen.
Appellante heeft tegen de uitspraak van het College van 1 november 2022 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Op de dag dat de uitspraak van 1 november 2022 werd gedaan beschikte het College alleen over het besluit 29 september 2022 waarbij verweerder niet aan appellante was tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. In verzet is gebleken dat verweerder bij besluit van 4 oktober 2022 wel aan appellante is tegemoetgekomen. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard. Daarmee vervalt de uitspraak van het College van 1 november 2022.
2. Het College zal verweerder alsnog veroordelen in de proceskosten van het beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en ook in de proceskosten van het verzet (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift).

Beslissing

Het College:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt de minister van Economische Zaken en Klimaat in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.138,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 6 december 2022.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer