In deze zaak heeft appellante, een bloemenkwekerij, een verzoek om herziening ingediend van het vaststellingsbesluit van een subsidie op grond van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 (TLTO). Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan. Appellante had eerder een subsidie van € 25.170,14 aangevraagd, maar deze was vastgesteld op € 0,- omdat de omzetderving niet aan de vereiste 30% voldeed. Appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen het vaststellingsbesluit, maar heeft later een verzoek om herziening ingediend, waarbij zij nieuwe omzetgegevens aanvoerde die zouden aantonen dat zij wel aan de voorwaarden voldeed.
Het College oordeelde dat er geen sprake was van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die aanleiding gaven om het vaststellingsbesluit te herzien. De omzetgegevens die appellante later had verkregen, konden niet als nieuw worden aangemerkt, omdat appellante deze eerder had kunnen opvragen. Het College concludeerde dat de weigering van verweerder om het vaststellingsbesluit te herzien niet evident onredelijk was. De omstandigheden dat de bestuurders van appellante digitaal niet vaardig zijn en dat zij in financiële nood verkeren, rechtvaardigden niet de conclusie dat het handhaven van het vaststellingsbesluit onredelijk was.
Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het College veroordeelde verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.518,- en bepaalde dat het betaalde griffierecht van € 360,- aan appellante moest worden vergoed.