ECLI:NL:CBB:2022:673

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
21/1228
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrondverklaring van bezwaren inzake termijnoverschrijding bij subsidieaanvragen

Op 27 september 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van Centillien B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. Centillien B.V. had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van 10 mei 2022, waarin de beroepen van appellante tegen drie besluiten van de minister ongegrond waren verklaard. Deze besluiten betroffen de niet-ontvankelijkheid van bezwaren van appellante wegens niet-verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. De minister had op 27 juli 2022 gereageerd op een vraag van het College, maar dit leidde niet tot een andere beoordeling van de zaak.

In de uitspraak van 10 mei 2022 was vastgesteld dat de drie bezwaarschriften te laat waren ingediend, wat tussen partijen niet in geschil was. Appellante stelde in haar verzetschrift dat verweerder een bezwaar tegen een later besluit, waarbij het bezwaarschrift wel tijdig was ingediend, gegrond had verklaard op basis van dezelfde argumenten. Appellante betoogde dat de termijnoverschrijdingen verschoonbaar waren en dat de zaken inhoudelijk gelijk waren. Het College oordeelde echter dat appellante geen nieuwe argumenten had aangedragen die de termijnoverschrijdingen konden verontschuldigen.

Het College concludeerde dat de inhoud van een besluit waartegen verzet wordt aangetekend geen rol speelt bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van dat verzet. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de beroepen van appellante niet inhoudelijk werden behandeld en de zaken met deze uitspraak zijn geëindigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/1228, 21/1229 en 21/1230

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2022 op het verzet van

Centillien B.V., te Heeze, appellante

Procesverloop

Appellante heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 10 mei 2022.
De minister van Economische Zaken en Klimaat (verweerder) heeft bij brief van 27 juli 2022 een door het College gestelde vraag beantwoord.

Overwegingen

1. Het College heeft in de uitspraak van 10 mei 2022 de beroepen van appellante tegen drie besluiten van verweerder ongegrond verklaard. Bij die besluiten heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen drie eerdere besluiten niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
2. Vaststaat dat de drie bezwaarschriften te laat zijn ingediend. Dat is tussen partijen ook niet in geschil.
3. Appellante heeft in haar verzetschrift naar voren gebracht dat verweerder een bezwaar tegen een later besluit, waarbij het bezwaarschrift wel tijdig was ingediend, gegrond heeft verklaard. Dat is op basis van exact dezelfde argumenten en dezelfde regeling gebeurd. De basis van ons rechtsstelsel brengt dan mee dat de termijnoverschrijdingen verschoonbaar zijn en dat zij ook voor deze (subsidie)kwartalen inhoudelijk gelijk, aldus appellante. Verweerder heeft in de brief van 27 juli 2022 weersproken dat het in de drie eerdere (subsidie)kwartalen om dezelfde regeling gaat.
4. Het College stelt voorop dat appellante niets heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijdingen verontschuldigbaar maakt en dat daarvoor ook verder geen aanwijzingen zijn. Het College stelt vervolgens vast dat wat appellante in verzet heeft aangevoerd, hoe dan ook niet kan leiden tot gegrondverklaring van het verzet. De inhoud van een besluit waartegen een rechtsmiddel wordt aangewend speelt immers geen rol bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van dat rechtsmiddel. Verweerder heeft daarom de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5. Het verzet moet ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de beroepen van appellante niet inhoudelijk worden behandeld en de zaken met deze uitspraak zijn geëindigd.
5. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 27 september 2022.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer