In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 september 2022, zaaknummer 21/1141, is het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL Q1 2021) ongegrond verklaard. Appellante, een organisatie die groepsactiviteiten en sportevenementen organiseert, had haar aanvraag ingediend, maar deze was afgewezen omdat zij niet voldeed aan het vestigingsvereiste. Dit vereiste dat de onderneming ten minste één vestiging moest hebben met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of een vestiging die fysiek is afgescheiden van de privéwoning van de eigenaar.
De minister van Economische Zaken en Klimaat had in zijn besluiten aangegeven dat appellante niet als ambulante onderneming kon worden aangemerkt, omdat de SBI-codes waaronder zij geregistreerd stond, niet in de lijst van ambulante ondernemingen waren opgenomen. Appellante voerde aan dat haar aanvraag voor eerdere subsidies wel was goedgekeurd en dat haar omstandigheden niet waren veranderd. Het College oordeelde echter dat de wetgever had gekozen voor een strikte definitie van ambulante ondernemingen en dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor subsidie.
Het College concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat appellante niet aan het vestigingsvereiste voldeed. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste SBI-codes en de noodzaak voor ondernemingen om aan de specifieke voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor subsidies. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten vergoed.