Op 20 september 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een appellant die in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van het College van 1 maart 2022. In die uitspraak werd het beroep van de appellant tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat ongegrond verklaard, en het beroep tegen het besluit op bezwaar van 28 mei 2021 werd niet-ontvankelijk verklaard. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van 1 februari 2021, en verzocht om herbeoordeling van zijn subsidieaanvraag, die volgens hem verkeerd was behandeld onder de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19.
In de overwegingen van de uitspraak van 20 september 2022 oordeelde het College dat de brief van de appellant van 6 juli 2021, waarin hij zijn bezwaren uiteenzette, als een tijdig beroepschrift kan worden aangemerkt. Dit betekent dat het eerdere oordeel over het niet tijdig nemen van een besluit niet meer aan de orde is. Het College verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak van 1 maart 2022 vervalt en het onderzoek in de zaak wordt voortgezet. De appellant zal nu de gelegenheid krijgen om de gronden van zijn beroep aan te voeren. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2022.