Op 20 september 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van [naam 1] h.o.d.n. [naam 2], appellant, tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. Appellant had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van 17 mei 2022, waarin zijn beroep tegen het besluit van de minister van 5 november 2021 ongegrond was verklaard. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 10 juni 2021 niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
De bezwaartermijn eindigde op 22 juli 2021, maar het bezwaarschrift van appellant werd pas op 29 september 2021 ontvangen, wat veel te laat was. In zijn verzet voerde appellant aan dat hij op de laatste dag van de termijn bezwaar had gemaakt, maar het College stelde vast dat deze termijn niet was verlengd en dat appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 10 juni 2021. Het College concludeerde dat appellant geen argumenten had aangedragen die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie.
Daarom werd het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat het beroep van appellant niet inhoudelijk werd behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier H.L.A. Kleinjans.