ECLI:NL:CBB:2022:625

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
21/1074
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen besluit staatssecretaris Economische Zaken en Klimaat

In deze zaak heeft appellant verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, waarin zijn beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat ongegrond werd verklaard. De uitspraak waartegen verzet is gedaan, dateert van 3 mei 2022 en betrof de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen een besluit van 2 april 2021. De staatssecretaris had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege een niet-verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. De bezwaartermijn eindigde op 14 mei 2021, maar het bezwaarschrift werd pas op 22 juni 2021 ontvangen, wat veel te laat was.

Appellant voerde in zijn verzet aan dat hij het e-mailbericht van de staatssecretaris met de notificatie van het besluit van 2 april 2021 niet tijdig had gezien, omdat dit in zijn spambox was beland. Hij stelde dat hij niet standaard zijn spambox controleerde, omdat hij gewend was dat veel overheidscommunicatie via de fysieke post kwam. Het College oordeelde echter dat appellant, door in te stemmen met digitale correspondentie, zelf verantwoordelijk was voor het regelmatig controleren van zijn spambox. Het College volgde het oordeel van de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond.

De beslissing houdt in dat het beroep van appellant niet inhoudelijk wordt behandeld en dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons en is openbaar uitgesproken op 20 september 2022.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2022 op het verzet van

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellant

Procesverloop

Appellant heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 3 mei 2022.
Het verzet is behandeld ter zitting van 9 augustus 2022. Appellant was daar aanwezig.

Overwegingen

1. Het College heeft in de uitspraak van 3 mei 2022 het beroep van appellant tegen het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (de staatssecretaris) van 7 september 2021 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar van appellant tegen het eerdere besluit van 2 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
2. De laatste dag van de bezwaartermijn was 14 mei 2021. Het bezwaarschrift is op 22 juni 2021 ontvangen en daarmee (veel) te laat ingediend.
3. Appellant heeft in verzet aangevoerd dat het e-mailbericht van de staatssecretaris met een notificatie van het besluit van 2 april 2021 in de spambox van zijn e-mail terecht is gekomen en dat hij dat bericht daarom niet tijdig heeft gezien. Ook heeft hij aangevoerd dat veel andere berichten van de overheid via de fysieke post komen, waardoor hij niet standaard zijn spambox bekeek.
4. Het College volgt in verzet het oordeel in de uitspraak van 3 mei 2022. Appellant heeft op het aanvraagformulier ingevuld dat hij instemt met digitale correspondentie. Appellant had dus alert moeten zijn. Het regelmatig controleren van de spambox hoort daar bij.
5. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van appellant niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
6. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
H.L.A. Kleinjans, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 20 september 2022.
w.g. T.G.M. Simons w.g. H.L.A. Kleinjans