Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 2] RA( [naam 2] ), kantoorhoudende te [plaats 2] ,
mr. P.J. Peters, beiden kantoorhoudende te Rotterdam, in hun hoedanigheid van curatoren in de faillissementen van
Procesverloop in hoger beroep
mr. A. Goossens. De curatoren zijn eveneens verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Aan de zijde van de curatoren is tevens verschenen [naam 3] .
Grondslag van het geschil
[naam 2] RA”.
€ 1.245.000 opgelegd wegens overtreding van het bepaalde in artikel 14 van de Wet toezicht accountantsorganisaties in de periode van 14 juni 2011 tot en met 10 juni 2013.
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het hoger beroep van betrokkenen
drs. W.J. Schoonderbeek RA (Schoonderbeek), ingezet als tweede secretaris, terwijl hij ter zitting feitelijk als niet-rechterlijk lid is opgetreden. De betrokkenheid van Schoonderbeek bij de voorbereiding, afhandeling en (vaktechnische) beoordeling van de zaak en bij het onderzoek ter zitting verschilde volgens betrokkenen niet van die in de tezelfdertijd behandelde zaak van [naam 6] , waarin hij wel formeel een van de twee niet-rechterlijke leden was.
NVCOS 600.17. Voor de groepsonderdelen kan hij volstaan met het verwerven van inzicht in de desbetreffende onderdelen en hun omgevingen. Bij dit laatste hoort blijkens NVCOS 315 niet de interne beheersing. Ook voor de risico-inschatting in verband met een afwijking van materieel belang in de groepsjaarrekening is blijkens NVCOS 600.18 in samenhang met 600.A31 niet nodig, en ook niet voorgeschreven, dat de groepsaccountant inzicht heeft in de interne beheersingsmaatregelen van de groepsonderdelen. Niettemin wisten betrokkenen op basis van het door Imtech opgestelde kader waar de interne beheersing door de groepsonderdelen van de projecten aan moest voldoen. Zij wisten dus hoe de beheersing van projectrisico’s er bij Imtech Duitsland uitzag. De accountants van de groepsonderdelen, ook de Duitse accountant, moesten in hun controle de belangrijkste interne beheersingsmaatregelen (‘key controls’) toetsen op opzet, bestaan en werking, en rapporteren over gesignaleerde tekortkomingen. De accountantskamer is voorbijgegaan aan de uitgebreide instructies daarover in § 7.4 en appendix B.3 van de GAI 2011. De Duitse accountant rapporteerde dat de interne beheersing van de projecten (met uitzondering van een kleine dochtermaatschappij die niet van belang was) geen tekortkomingen vertoonde en bevestigde aan [naam 1] dat deze effectief werkte. Betrokkenen hebben geen gebruik gemaakt van overzichten van de afdeling Risk Management. Zij hebben bij deze afdeling inlichtingen ingewonnen over projecten die verhoogde aandacht hadden. Het is bij een controle gebruikelijk bij de cliënt te informeren naar risico’s en waarderingskwesties. Vervolgens hebben zij aan de accountants van de desbetreffende groepsonderdelen gevraagd om over deze projecten te rapporteren. Deze rapportering kwam bovenop de andere werkzaamheden van deze accountants en de aandacht voor de zelf gesignaleerde kwesties. Betrokkenen bestrijden dat zij op de procedures van de afdeling Risk Management hebben gesteund.
24 januari 2012, in het bijzijn van de CFO van Imtech, met het management van Imtech Duitsland te bespreken. Omdat [naam 1] de opvolging van deze tekortkomingen wenselijk vond, heeft hij ze in de Centrale Management Letter van 2 februari 2012 opgenomen. Dat maakte de tekortkomingen nog niet significant of een significante aangelegenheid.
e-mailbericht van [naam 7] van [naam 4] Duitsland van 15 december 2011 betrokkenen niet. De conclusie dat de interne beheersing inzake het onderhanden werk en de opbrengstverantwoording effectief zou werken, strookt niet met het feit dat de gebreken in de interne beheersing als significante tekortkomingen aan het Duitse management, en als gebreken met een rating 1 en 2 aan het Nederlandse management, zijn gerapporteerd.
– dat wil zeggen, zowel van de communicatie van de accountant van het groepsonderdeel om het voldoende en geschikt zijn van de verkregen controle-informatie te kunnen evalueren als van het adequaat zijn van de werkzaamheden van de accountant van het groepsonderdeel – is volgens de curatoren geen sprake geweest.
GAI 2011), moeten zij wel kunnen laten zien dat zij bij de beoordeling van de rapportage van de accountant van het groepsonderdeel voldoende aandacht hebben geschonken aan de dienaangaande uitgevoerde controlewerkzaamheden. Het College constateert dat het HCM van de Duitse accountant in feite weinig meer bevatte dan de melding dat hij de instructies van betrokkenen heeft opgevolgd en dat er geen afwijkingen zijn te rapporteren.
HVC-project was overgeboekt voor hen aanleiding is geweest de accountant van dit groepsonderdeel te instrueren de overboekingen te controleren. De overboekingen bleken tot een (onjuiste) verlaging van het resultaat (vóór belasting) te hebben geleid van € 819.000,-. De accountant van het groepsonderdeel heeft dit gerapporteerd in zowel zijn HCM als in de ‘Summary of audit differences’, beide van 3 februari 2012. Op het niveau van het groepsonderdeel was de verlaging van het resultaat niet materieel. Op grond van
NVCOS 240.35 moet de accountant die een afwijking ontdekt evalueren of deze afwijking een aanwijzing vormt van fraude, en als dat het geval is, de implicaties van de afwijking in relatie tot de andere aspecten van de controle evalueren. De HVC-overboekingen vormden echter geen (aanwijzing van) fraude. Uit het Memo Industry International HVC van
1 februari 2012 blijkt dat Imtech Industry International haar aanzienlijke verliezen op het HVC-project op deze manier had aangedikt met het oog op interne onderhandelingen over de vraag welke werkmaatschappij(en) de verliezen voor welk deel zou(den) dragen. Uiteindelijk heeft Imtech Nederland bepaald dat een deel van de verliezen over Imtech Nederland
(€ 500.000,-) en Imtech Building Services (€ 3,3 miljoen) zou worden verdeeld. Uit de besprekingen met het management van Imtech Nederland en de controller van Imtech Industry International bleek dat er geen sprake was van opzettelijk handelen dat erop was gericht de financiële verslaggeving te beïnvloeden en ook niet van het behalen van wederrechtelijk voordeel. De overboekingen leidden tot een extra verlies van € 800.000,-. Betrokkenen deelden die conclusie en hebben de kwestie met de accountant van het groepsonderdeel besproken. Daarmee hebben zij aan NVCOS 600.42 voldaan. Hoewel NVCOS 240.35 en 240.36 niet van toepassing waren, heeft de accountant van het groepsonderdeel nog overwogen of, en geconcludeerd dat, hij met zijn controleaanpak het risico van overboekingen tussen projecten met een invloed op het resultaat naar een aanvaardbaar laag niveau had teruggebracht. [naam 1] heeft hieraan toegevoegd dat door het toepassen van de data-analyse de kans dat meer van dergelijke verschuivingen, althans van enige importantie, zich hebben voorgedaan en onontdekt zijn gebleven zeer klein is. Er was voor betrokkenen reden noch verplichting hier nader onderzoek naar te doen. De accountant van Imtech Industry International heeft niet slechts navraag gedaan bij het management. Hij heeft op grond van zijn controle van de projecten en de data-analyse vastgesteld dat hij alle relevante overboekingen bij Imtech Industry International heeft geïdentificeerd en gecontroleerd. Voor de HVC-overboekingen heeft hij bij het management van het groepsonderdeel een verklaring gevraagd en de kwestie vervolgens met het management van Imtech Nederland besproken. Na ontdekking van de fraudes in 2013 is ook niet van andere onontdekte onjuiste kostenoverboekingen gebleken.
HVC-project door een groepsmaatschappij was een uniek geval. De kans dat een vergelijkbaar geval zich elders zou hebben voorgedaan was gering, laat staan de kans dat dit tot een afwijking van materieel belang in de (geconsolideerde) jaarrekening zou leiden.
€ 2 miljoen zijn onderzocht en welke controlewerkzaamheden zijn uitgevoerd om vast te kunnen stellen dat geen boekingen hebben plaatsgevonden. Ook blijkt niet welke kleinere projecten zijn onderzocht en welke werkzaamheden zijn uitgevoerd om vast te kunnen stellen dat die projecten voldoende diepgaand zijn gecontroleerd. Evenmin blijkt uit de notitie waarom niet is onderzocht of de kostenoverboekingen op het HVC-project op zichzelf stonden of in eerdere jaren ook hebben plaatsgevonden. Als betrokkenen ruimer onderzoek hadden verricht, dan hadden zij moeten constateren dat sprake is geweest van materiële overboekingen tussen groepsonderdelen.
Imtech N.V.-groep in het kader van de allocatie van de verliezen van het HVC-project. Dit heeft de accountant van het groepsonderdeel tot de conclusie gebracht dat geen sprake is van een aanwijzing voor fraude.
NVCOS 530.12 en 530.13 wel aanleiding voor was. Zo wordt uit de notitie van
12 februari 2012 niet duidelijk waarom geconcludeerd wordt dat sprake was van een incident. Dat dit het geval zou zijn, is volgens de accountantskamer te meer opmerkelijk nu sprake was van overboekingen vanuit twee verschillende deelprojecten. Het voorgaande klemt volgens de accountantskamer te meer nu het betrokkenen bekend was dat ook elders binnen Imtech sprake was geweest van kostenverschuivingen tussen projecten.
mei 2010 een verlies van € 579.000,- van andere projecten was overgeboekt naar project Oosterheem. Dat werd daardoor een verlieslatend project waar in 2010 een verliesvoorziening op werd getroffen van € 429.000,-. Het resultaat van lmtech Building Services in 2010 werd hierdoor voor € 150.000,- te hoog voorgesteld. Dit verlies is in 2011 genomen zodat het resultaat van lmtech Building Services in 2011 met € 150.000,- te laag werd voorgesteld. Het ging om een triviaal bedrag. De opbrengsten van lmtech Building Services bedroegen in 2011 namelijk circa € 310 miljoen met een negatieve EBITA (Earnings Before deduction of Interest, Tax and Amortisation) van € 22 miljoen (en in 2010 € 365 miljoen met een positieve EBITA van € 7 miljoen). Als het doel zou zijn geweest de resultaten te flatteren, dan ligt het voor de hand dat zou zijn overgeboekt op winstgevende projecten zodat geen verliesvoorziening getroffen had hoeven worden. Dit was ook de conclusie van de accountant van het groepsonderdeel in zijn notitie van 12 februari 2012. De accountantskamer betwijfelt of sprake was van een incident omdat het ging om overboekingen uit twee verschillende deelprojecten met twee verschillende projectleiders, maar ziet daarbij over het hoofd dat deze projectleiders samenwerkten op project Oosterheem, zoals uiteen is gezet in de notitie van
12 februari 2012. Het voormalige management had kosten op project Oosterheem geboekt met als doel hen te stimuleren beter te presteren. De overboekingen vonden plaats in 2010. Zowel de business unit controller (onder wiens leiding de overboeking had plaatsgevonden) als de directeur van Imtech Building Services zijn in de eerste helft van 2011 gedwongen vertrokken vanwege de slechte resultaten en de slechte interne projectbeheersing. Zij hebben dus geen bemoeienis gehad met het opstellen van de cijfers over 2011. Er bestond geen enkele relatie met de overboekingen inzake HVC. Ook achteraf is niet gebleken dat er een verband was.
(NVCOS 500.A52 en A54). Voor de grote projecten, zoals Oosterheem, kon hoe dan ook geen sprake zijn van een steekproef, omdat deze vrijwel allemaal zijn gecontroleerd.
€ 310 miljoen was een negatieve EBITA gerealiseerd van € 22,9 miljoen) door significante tegenvallers en hoge indirecte kosten. Er was dus een incentive om verliezen door te schuiven naar de toekomst. Met betrekking tot de waardering van het onderhanden werk en de projectcontrole van gezamenlijke projecten zijn bij de controle 2011 gebreken in de projectbeheersing geconstateerd. In eerdere jaren was dit ook het geval en deze gebreken waren nog steeds niet opgelost. Zulke gebreken zijn in 2011 en eerder ook geconstateerd bij andere groepsonderdelen (Imtech Industry International, Imtech Infra en Imtech Duitsland). Bij Imtech Industry International zijn overboekingen op het HVC-project geconstateerd. Imtech Building Services en Imtech Duitsland waren bij dat project betrokken. In het kader van het BT project heeft Imtech Building Services twee facturen verstuurd met een gezamenlijke waarde van € 6 miljoen, die geen relatie hadden met het uitgevoerde werk en door de opdrachtgever niet zijn aanvaard. Aan vervolgvragen die de notitie van de accountant van Imtech Building Services opriep, hebben betrokkenen ook geen opvolging gegeven.
12 februari 2012 de afwegingen heeft opgesomd op grond waarvan hij met betrekking tot de bevinding die tijdens de projectcontrole werd gedaan dat het project Oosterheem een uit andere projecten overgeboekt verlies van € 579.000,- bevat, heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een aanwijzing van fraude. Het College ziet geen grond voor het oordeel dat betrokkenen aan deze bevinding onvoldoende opvolging hebben gegeven.
HVC-project was geconstateerd.
NVCOS 240.7, 240.12, 240.31, 240.35 en 240.36.
€ 7 miljoen. Vergeleken met 2010 is dit een toename met € 8 miljoen; de voorziening is gelijk gebleven. De Duitse debiteuren ouder dan één jaar vormden ultimo 2011 60% van het groepssaldo debiteuren ouder dan één jaar. In de GAI 2011 is als verplichte controlestap voor de accountants van groepsonderdelen opgenomen dat de juistheid van de ouderdom van debiteuren wordt nagegaan en dat een overzicht van individuele vorderingen van meer dan
€ 1 miljoen en ouder dan één jaar moet worden toegevoegd aan het HCM.
NVCOS 540.9 in samenhang met A39 volgt dat de uitkomst van schattingen uit voorgaande perioden controle-informatie oplevert over de betrouwbaarheid van de schattingen in de huidige perioden. [naam 1] heeft geconstateerd dat twee grote oude Duitse debiteuren in 2011 waren afgewikkeld binnen de hiervoor aangehouden voorzieningen. Dit was belangrijke controle-informatie die de betrouwbaarheid van de schattingen van eind 2010 (en van 2011) bevestigde, zeker nu het overgrote deel van de oude Duitse debiteuren posten betroffen die al uit eerdere jaren stamden en de schattingen omtrent de waardering van deze posten gelijk waren gebleven ten opzichte van 2010.
NVCOS 600.42-44 over de waardering van de oude debiteuren.
€ 1 miljoen en ouder dan één jaar een toelichting te geven in hun HCM.
Debiteuren ouder dan één jaar
EUR 200.000.
EUR 7 miljoen. Gezien het feit dat twee grote posten zijn afgelopen met een positief resultaat, heb ik geen reden om af te wijken van de visie van [naam 4] Hamburg. Niettemin bevat de waardering risico’s.
Table title here
Conclusie
23 januari 2012 als ‘significant unresolved matter’ heeft gemeld dat geen bankverklaringen waren ontvangen van een drietal genoemde banken. Dit heeft voor [naam 1] en [naam 2] geen aanleiding gevormd om hiernaar nader onderzoek te doen. Ter zitting heeft [naam 1] verklaard dat de Poolse accountant naar aanleiding van de gemelde ‘significant unresolved matter’ de bankdagafschriften van Imtech Polen heeft bekeken en heeft geconstateerd dat deze aansloten op de administratie. [naam 1] heeft een afweging gemaakt en geoordeeld dat dit een toereikende controlemaatregel was. Dit heeft hij niet in het dossier vastgelegd.
NVCOS 600.28, aanleiding had moeten vormen om nader onderzoek te doen.
26 januari 2012 haar controleverklaring afgaf, maar dat verzuimd is het concept HCM hierop aan te passen. Verder is de accountantskamer volgens betrokkenen voorbijgegaan aan het feit dat door de controle met de dagafschriften over de juistheid van de banksaldi toereikende controle-informatie is verkregen. De accountantskamer is uitgegaan van onjuiste feiten en heeft daaruit bovendien onjuiste conclusies getrokken. Dit betreft, ten eerste, de overweging dat uit blad RA25 van de IRIS rapportage van [naam 4] Polen zou blijken dat liquide middelen werden aangehouden bij banken waarmee vóór 2011 geen zaken werden gedaan, en ten tweede, dat de stijging van de liquide middelen bij Imtech Polen ongebruikelijk was. Ook wijzen betrokkenen erop dat [naam 4] Polen in de mondelinge en schriftelijke communicatie aan [naam 1] heeft laten weten dat de ontbrekende bankverklaringen geen significante aangelegenheid waren. Voorts betekent een significante aangelegenheid op het niveau van een groepsonderdeel nog niet dat een dergelijke aangelegenheid significant is op groepsniveau. Verder is de accountantskamer voorbijgegaan aan feiten waaruit blijkt dat zelfs al zouden de drie bankverklaringen hebben ontbroken, dit geen significante aangelegenheid was op groepsniveau. De accountantskamer heeft NVCOS 600.28 onjuist opgevat.
(NVCOS 240.32, aanhef en onder c), die betrokkenen hadden moeten onderzoeken. De curatoren kunnen niet verifiëren of de aantekening op de bankverklaring van [naam 10] van de Poolse accountant afkomstig is. De bankverklaringen van Bank [naam 11] en [naam 12] zijn niet overgelegd. Ook met hun stelling dat met de controle van de dagafschriften toereikende controle-informatie is verkregen, gaan betrokkenen voorbij aan het hun gemaakte verwijt.
NVCOS 600.28 hadden betrokkenen als professioneel-kritische accountants een cijferanalyse moeten uitvoeren op de gecontroleerde financiële informatie van Imtech Polen ten behoeve van de evaluatie waartoe NVCOS 600.42-44 verplicht. De gerapporteerde ‘significant unresolved matter’ gaf daar ook een specifieke aanleiding voor.
NVCOS 220.17 in samenhang met 220.A18, waaruit blijkt dat de opdrachtpartner niet het gehele dossier hoeft te beoordelen. Op grond van NVCOS 220.16 moest hij verantwoordelijkheid nemen voor de beoordelingen van de controledocumentatie, conform de bij [naam 4] geldende kantoorprocedures. Dat is het handelen waarvoor hij tuchtrechtelijk verantwoordelijk is en dat heeft hij ook gedaan. Hij heeft vastgesteld dat de gehele controledocumentatie (ook ten aanzien van cash netting) is beoordeeld overeenkomstig de kantoorprocedures van [naam 4] . De controledocumentatie rondom de cash netting is opgesteld door een supervisor en beoordeeld door een manager, tevens registeraccountant.
€ 80,4 miljoen. De beperkte documentatie in het controledossier klemt volgens de accountantskamer te meer nu de waardering van de post debiteuren van Imtech Duitsland in
§ 2.6.11.7 van het controledossier als significant risico was aangemerkt. De accountantskamer is gelet hierop van oordeel dat betrokkenen de waardering van de vorderingen op oude Duitse debiteuren niet deugdelijk hebben gedocumenteerd en dat zij in zoverre hebben gehandeld in strijd met NVCOS 230.8.
Het hoger beroep van de curatoren
b. niet is gehandeld zoals van een deskundig en zorgvuldig handelend accountant mag worden verwacht;
c. niet is gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mag worden verwacht; en
d. niet is voorkomen dat een verklaring van de accountant in het maatschappelijk verkeer is gebracht die een deugdelijke grondslag ontbeert.”
NVCOS 600.42 niet hebben nageleefd doordat zij, voor zover het de accountant van Imtech Duitsland betreft, (-) de door hem geconstateerde gebreken in de interne beheersing onvoldoende hebben opgevolgd (klachtonderdeel b), (-) in zijn controlewerkzaamheden onvoldoende inzicht hebben verworven (klachtonderdeel d) en (-) aan zijn bevindingen inzake de ‘oude’ debiteuren onvoldoende opvolging hebben gegeven en/of daarin onvoldoende inzicht hebben verworven (klachtonderdeel i). Hieraan heeft de accountantskamer echter ten onrechte niet uitdrukkelijk de conclusie verbonden dat betrokkenen ten aanzien van deze essentiële onderdelen van de controle niet deugdelijk hebben geëvalueerd of voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen op basis van de controlewerkzaamheden van de accountant van het groepsonderdeel (NVCOS 600.44). Als gevolg daarvan hebben betrokkenen dan ook geen voldoende en geschikte controle-informatie verkregen, zoals is vereist op grond van NVCOS 200.17 en 500.6. Volgens de curatoren heeft de accountantskamer deze subverwijten ten onrechte onbehandeld gelaten.
NVCOS 600.44 hebben geschonden. Het eerste voorschrift heeft betrekking op de evaluatie van de communicatie van de accountant van het groepsonderdeel. Het strekt minder ver dan het tweede voorschrift, dat bepaalt dat de accountant in zijn algemeenheid voldoende en geschikte controle-informatie moet verkrijgen om het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau terug te brengen. Een schending van NVCOS 600.42 betekent niet in alle gevallen ook een schending van NVCOS 600.44. Van dit laatste is hoe dan ook geen sprake. Er is controle-informatie verkregen uit de werkzaamheden verricht door het groepsopdrachtteam inzake het consolidatieproces, er zijn door het groepsopdrachtteam overige werkzaamheden verricht
– zoals de centrale initiële en afsluitende cijferbeoordelingen, de cijferbeoordelingen op niet-gecontroleerde en niet-significante groepsonderdelen (NVCOS 600.28) en de overige NVCOS 600 werkzaamheden – en er is controle-informatie verkregen uit de werkzaamheden verricht door de accountants van de groepsonderdelen en hun rapportages daarover. Volgens ook de accountantskamer is op grond daarvan voldoende en geschikte controle-informatie verkregen. Hetzelfde geldt voor NVCOS 200.17 en NVCOS 500.6, over de schending waarvan bovendien niet eerder is geklaagd.
NVCOS 200.17 en NVCOS 500.6. Naar het oordeel van het College volgt uit hetgeen met betrekking tot de klachtonderdelen b, d en i is geoordeeld dat betrokkenen eveneens het verwijt treft dat zij NVCOS 600.44 niet hebben nageleefd. Deze standaard schrijft immers voor (onder verwijzing naar hetgeen in NVCOS 200.17 is bepaald) dat de accountant voldoende en geschikte controle-informatie moet verkrijgen teneinde het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau terug te brengen, en hem in staat te stellen redelijke conclusies te trekken teneinde daarop zijn oordeel te baseren. Eveneens is voorgeschreven dat het opdrachtteam op groepsniveau dient te evalueren of voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen vanuit de controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd met betrekking tot het consolidatieproces, alsmede vanuit de werkzaamheden die zijn uitgevoerd door het opdrachtteam op groepsniveau en door de accountants van de groepsonderdelen met betrekking tot de financiële informatie van de groepsonderdelen, teneinde daarop het controleoordeel op groepsniveau te baseren. Hieraan hebben betrokkenen, zoals gezegd, niet voldaan. Op de in de klachtonderdelen b, d en i bedoelde punten hebben zij de controle met onvoldoende diepgang uitgevoerd. Uit het feit dat betrokkenen niet het onderzoek hebben verricht dat van hen verwacht mocht worden, kan bovendien worden geconcludeerd dat zij kennelijk ook niet de controlewerkzaamheden hebben opgezet en uitgevoerd die in de omstandigheden geschikt waren voor het doel om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen, zoals NVCOS 500.6 verlangt.
24 januari 2012, dat er geen indicaties voor fraude waren, niet weerlegd. De accountantskamer heeft klachtonderdeel c daarom ongegrond verklaard.
NVCOS 230.11 en A8). Zij hadden toen zelf moeten evalueren of er een aanwijzing was voor fraude, de implicaties voor de andere aspecten voor de controle moeten beoordelen en een nieuwe inschatting moeten maken van de risico’s van een afwijking van materieel belang voor de uitvoering van de controle teneinde voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen.
€ 18,4 miljoen, waarvan € 7 miljoen in 2011. De winst van de divisie Benelux was daarmee in 2011 met € 7 miljoen te hoog voorgesteld. Dit werd gecompenseerd door een lagere winst van de divisie Duitsland & Oost-Europa. De facturen leidden slechts tot een onjuiste verhoging van het resultaat vóór belasting in 2011 met € 2,1 miljoen. Dit is immaterieel. Het cumulatieve effect op de winst tot en met 2011 bedroeg na belasting € 5,6 miljoen en geeft het effect weer op het eigen vermogen. Dit effect is ook immaterieel. De onjuiste verwerking van de intercompany-transacties heeft dus niet tot een materiële fout geleid in de (geconsolideerde) balans en/of de (geconsolideerde) resultatenrekening van Imtech.
€ 865 miljoen, terwijl het gerapporteerde eigen vermogen € 926 miljoen bedroeg. Betrokkenen hebben de controle van de niet uit de balans blijkende verplichtingen niet deugdelijk uitgevoerd.
artikel 2:403, tweede lid, van het BW – in totaal € 865 miljoen bedragen. Het betoog van de curatoren berust op een verkeerde voorstelling van zaken. Uit de geconsolideerde jaarrekening 2011 van Imtech (bladzijde 99) blijkt dat het eigen vermogen van Imtech
€ 926 miljoen bedroeg. Dit bedrag is hetgeen overblijft nadat het totaal van de voorzieningen en schulden van het totaal van de activa is afgetrokken. De verplichtingen van € 865 miljoen van de Nederlandse dochtermaatschappijen waarvoor de 403-aansprakelijkheidsverklaringen door Imtech zijn afgegeven zijn als schulden al in dit bedrag aan eigen vermogen verdisconteerd,zoals ook door betrokkenen toegelicht in het verweerschrift in eerste aanleg. Als er al rekening moet worden gehouden met volledige verwezenlijking van deze verplichtingen, zoals de curatoren wederom op basis van uit de controle 2012 en de beoordeling van de halfjaarcijfers 2012 verkregen kennis achteraf beredeneren, dan had Imtech derhalve nog steeds dit vermogen tot haar beschikking. Hetgeen de curatoren meer of anders hebben aangevoerd, maakt dit niet anders. Met betrekking tot de parent company guarantees en aansprakelijkheid voor bankgaranties uitgegeven onder bankgarantiefaciliteiten overweegt het College als volgt. Het betoog van de curatoren over de voorschriften van
RJ 252.209 is een reactie op het verweerschrift in eerste aanleg zodat, anders dan betrokkenen stellen, geen sprake is van uitbreiding van de klacht. Zoals in RJ 252.509, laatste volzin, is bepaald hoeft de informatie over de aard van de niet in de balans opgenomen verplichtingen niet in de toelichting van de jaarrekening te worden gegeven indien het zeer onwaarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van niet in de balans opgenomen verplichtingen middelen nodig zullen zijn. Het College ziet evenals de accountantskamer niet in dat betrokkenen, althans [naam 1] , meer inzicht hadden moeten verkrijgen en meer controlewerkzaamheden hadden moeten verrichten ten aanzien van de post niet uit de balans blijkende verplichtingen. Er waren voor het jaar 2011 geen indicaties dat er aanleiding bestond de risico’s in verband met deze verplichtingen nader te onderzoeken.
Maatregelen
Conclusie
Beslissing
mr. drs. P. Fortuin, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.