ECLI:NL:CBB:2022:613

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
22/5
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit minister van Economische Zaken en Klimaat

Op 13 september 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van Cammy B.V., appellante, tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 15 december 2021. In deze procedure heeft appellante verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 5 april 2022, waarin haar beroep niet-ontvankelijk was verklaard op grond van het niet betalen van het griffierecht binnen de gestelde termijn.

Tijdens de verzetprocedure is gebleken dat appellante niet in verzuim is geweest, wat heeft geleid tot de conclusie dat het verzet gegrond is. Het College heeft daarom de eerdere uitspraak van 5 april 2022 vernietigd en het onderzoek in de zaak voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

De uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, met D.A. Bohlmeijer als griffier. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 september 2022.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/5

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 op het verzet van

Cammy B.V., te Apeldoorn, appellante

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 15 december 2021.
Bij uitspraak van 5 april 2022 heeft het College het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, niet-ontvankelijk verklaard.

Overwegingen

Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat binnen de daarvoor gestelde termijn het griffierecht niet is betaald.
In verzet is gebleken dat appellante niet in verzuim is geweest. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard.
Omdat het verzet gegrond wordt verklaard vervalt de uitspraak van 5 april 2022 en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.A. Bohlmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer