ECLI:NL:CBB:2022:552

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
21/939
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak College van Beroep voor het Bedrijfsleven inzake Meststoffenwet

Op 23 augustus 2022 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan op het verzet van [naam] B.V. tegen een eerdere uitspraak van 22 maart 2022. Appellante had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, die was gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De zitting ter behandeling van het verzet vond plaats op 9 augustus 2022, waar appellante werd vertegenwoordigd door M.A. Verwaal, de broer van de gemachtigde P.J. Verwaal.

De zaak begon met een beroep dat appellante had ingesteld op 4 augustus 2021 tegen een besluit op bezwaar van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 juni 2021. Het beroepschrift bevatte geen beroepsgronden, en het College had appellante meerdere keren de kans gegeven om deze alsnog in te dienen. Appellante vroeg herhaaldelijk om uitstel, onder andere vanwege de complexiteit van de zaak en persoonlijke omstandigheden van de gemachtigde. Uiteindelijk werd de laatste termijn voor het indienen van beroepsgronden vastgesteld op 7 maart 2022, maar ook toen werd opnieuw om uitstel gevraagd.

Tijdens de zitting van 9 augustus 2022 verklaarde M.A. Verwaal dat het bedrijf van zijn broer betrokken was bij een mogelijke overname, wat veel tijd en energie vergde. Hierdoor was het niet gelukt om beroepsgronden tijdig te formuleren, wat volgens hem noodzakelijk was gezien het grote financiële belang van de zaak voor appellante. Het College oordeelde echter dat er geen feiten of omstandigheden waren die de eerdere uitspraak onjuist maakten. Het College concludeerde dat het in de zeven maanden tussen het indienen van het beroep en de uitspraak van 22 maart 2022 mogelijk had moeten zijn om beroepsgronden te formuleren, gezien de beschikbare stukken.

Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/939

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2022 op het verzet van

[naam] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: P.J. Verwaal)

Procesverloop

Appellante heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 22 maart 2022.
Het verzet is behandeld ter zitting van 9 augustus 2022. Appellante werd daar vertegenwoordigd door M.A. Verwaal, broer van de gemachtigde.

Overwegingen

1. Appellante heeft bij brief van 4 augustus 2021 beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 juni 2021. Het beroepschrift, door de gemachtigde aangeduid als “pro forma”, bevat geen beroepsgronden. Het College heeft appellante enkele keren in de gelegenheid gesteld alsnog beroepsgronden aan te voren. Daarop kwam telkens, tegen het einde van de gestelde termijn, een verzoek om uitstel in verband met de complexiteit van de zaak en, niet nader aangeduide, persoonlijke omstandigheden van de gemachtigde. Het College heeft een laatste uitstel voor het indienen van beroepsgronden verleend tot 7 maart 2022. Bij brief van 7 maart 2022 is opnieuw om uitstel verzocht. Vervolgens heeft het College op 22 maart 2022 uitspraak gedaan.
2. Op de zitting heeft M.A. Verwaal uiteengezet dat het bedrijf van zijn broer betrokken was bij een mogelijke overname. Daar ging veel tijd en energie in zitten. Daardoor lukte het tekens niet om ruimte te maken voor het goed formuleren van beroepsgronden. Dat was wel nodig, omdat met deze zaak voor appellante een groot financieel belang is gemoeid.
3. Het College ziet hierin geen feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van 22 maart 2022 onjuist is. Niet valt in te zien waarom het in een periode van zeven maanden niet mogelijk is geweest om één of meer beroepsgronden te formuleren. De stukken van de bezwaarprocedure boden daarvoor ruimschoots toereikend materiaal. Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
H.L.A. Kleinjans, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 23 augustus 2022.
w.g. T.G.M. Simons w.g. H.L.A. Kleinjans