Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2022 op het verzet van
[naam] B.V., te [plaats] , appellante
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Op 23 augustus 2022 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan op het verzet van [naam] B.V. tegen een eerdere uitspraak van 22 maart 2022. Appellante had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, die was gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De zitting ter behandeling van het verzet vond plaats op 9 augustus 2022, waar appellante werd vertegenwoordigd door M.A. Verwaal, de broer van de gemachtigde P.J. Verwaal.
De zaak begon met een beroep dat appellante had ingesteld op 4 augustus 2021 tegen een besluit op bezwaar van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 juni 2021. Het beroepschrift bevatte geen beroepsgronden, en het College had appellante meerdere keren de kans gegeven om deze alsnog in te dienen. Appellante vroeg herhaaldelijk om uitstel, onder andere vanwege de complexiteit van de zaak en persoonlijke omstandigheden van de gemachtigde. Uiteindelijk werd de laatste termijn voor het indienen van beroepsgronden vastgesteld op 7 maart 2022, maar ook toen werd opnieuw om uitstel gevraagd.
Tijdens de zitting van 9 augustus 2022 verklaarde M.A. Verwaal dat het bedrijf van zijn broer betrokken was bij een mogelijke overname, wat veel tijd en energie vergde. Hierdoor was het niet gelukt om beroepsgronden tijdig te formuleren, wat volgens hem noodzakelijk was gezien het grote financiële belang van de zaak voor appellante. Het College oordeelde echter dat er geen feiten of omstandigheden waren die de eerdere uitspraak onjuist maakten. Het College concludeerde dat het in de zeven maanden tussen het indienen van het beroep en de uitspraak van 22 maart 2022 mogelijk had moeten zijn om beroepsgronden te formuleren, gezien de beschikbare stukken.
Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022.