ECLI:NL:CBB:2022:36

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
21/533
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geheimhoudingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure inzake bedrijfsvertrouwelijke gegevens

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 januari 2022 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het kader van een beroep dat door appellanten is ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. De appellanten, Vereniging Federatie voor Mobiliteitsbedrijven en Flixbus B.V., hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de staatssecretaris die betrekking hebben op de wijziging van de hoofdrailnetconcessie van de N.V. Nederlandse Spoorwegen (NS) en de verlening van een subsidie aan NS. De staatssecretaris heeft in het kader van deze procedure vertrouwelijke stukken ingediend, waarover het College moest beslissen of deze stukken openbaar gemaakt konden worden.

De rechter-commissaris, mr. J.H. de Wildt, heeft de staatssecretaris verzocht om een nadere motivering en een leesbare versie van de vertrouwelijke stukken. Na een heroverweging heeft de staatssecretaris het verzoek ingeperkt en aanvullende informatie verstrekt. De rechter-commissaris heeft vervolgens een afweging gemaakt tussen het belang van de appellanten om toegang te krijgen tot relevante informatie en het belang van NS om vertrouwelijke bedrijfsinformatie te beschermen.

De rechter-commissaris concludeert dat, hoewel inzicht in de vertrouwelijke gegevens de appellanten zou helpen bij hun verweer, het College in staat is om de schending van het Unierecht effectief te beoordelen zonder toegang tot deze gegevens. De beperking van de kennisneming van de vertrouwelijke stukken is daarom gerechtvaardigd. De appellanten zijn verzocht om binnen twee weken aan te geven of zij instemmen met het College dat uitspraak doet op basis van de vertrouwelijke stukken. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M.B.L. van der Weele, op 14 januari 2022.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/533
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

ALL RAIL wzv, te Brussel, België,

Vereniging Federatie voor Mobiliteitsbedrijven, te Heerenveen,
Flixbus B.V., te Amsterdam,
appellanten
(gemachtigde: mr. A.J.W. Kamminga),
en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.R. Birnage en mr. S.O. Visch).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
N.V. Nederlandse Spoorwegen, te Utrecht (NS)
(gemachtigde: mr. M.C.T.M. Sonderegger).

Procesverloop

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 april 2021, waarbij verweerder de bezwaren van appellanten ongegrond heeft verklaard en zijn besluiten van 6 januari 2021 en 1 februari 2021 heeft gehandhaafd, die strekken tot wijziging van de aan NS verleende hoofdrailnetconcessie, respectievelijk verlening van een subsidie aan NS met een maximum van € 6.700.000,-.
Verweerder heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het College heeft mr. J.H. de Wildt opgedragen om als rechter-commissaris op het verzoek te beslissen.
De rechter-commissaris heeft verweerder verzocht om een nadere motivering dan wel aanpassing van het verzoek. Ook is verzocht om een nieuwe, leesbare versie van delen van de gedingstukken.
Hierop heeft verweerder het verzoek ingeperkt, voor het resterende deel een aanvullende motivering gegeven, en de gevraagde leesbare versie overgelegd.
Het verzoek betreft nu nog de volgende stukken:
- 9.1 Productaanbod: NightJet doortrekken naar Amsterdam, gedateerd 30 augustus 2019, wat betreft de bladzijden 5 (deels), 6, 8 (deels) en 10 tot en met 12;
- 23 Rapport van PwC, getiteld "Sanity Check op exploitatie tekort business case NS NightJet", gedtaeerd 26 oktober 2020, met uitzondering van het voorblad, de inhoudsopgave en de hoofdstukken 1 en 2;
- 23.1 Business case Nightjet: Amsterdam – Zevenaar Grens, gedateerd 23 maart 2020;
- 23.2 Rapport van PwC, getiteld "Sanity Check op exploitatie tekort business case NS NightJet", gedateerd 16 juli 2020, met uitzondering van het voorblad, de inhoudsopgave en de hoofdstukken 1 en 2;
- 23.3 Bijlage subsidieaanvraag proef Nightjet, Business case Nightjet: Amsterdam – Zevenaar Grens, gedateerd oktober 2020.
Voor de duidelijkheid: stukken 23 en 23.3 zijn de definitieve versies, stukken 23.2 en 23.1 zijn de respectievelijke eerdere versies daarvan.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2. Deze door de rechter-commissaris te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl verweerder er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn taken nodig heeft. Onder concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens vallen ook gegevens die, hoewel zelf niet als bedrijfsgegevens aan te merken, niettemin inzicht kunnen bieden in de door betrokkene(n) voorgestane (markt)strategie.
3. De stukken en de gedeeltes van stukken waarop het verzoek ziet, bevatten bedrijfsvertrouwelijke informatie. Deels bevatten de stukken bedrijfsgegevens over kosten en opbrengsten van NS, deels geven ze inzicht in de huidige en toekomstige marktstrategie. NS heeft een gerechtvaardigd belang bij eerbiediging van de vertrouwelijkheid, omdat openbaarmaking van deze informatie nadelig zal zijn voor NS.
4. Daartegenover staat het belang van appellanten om hun standpunten naar behoren te kunnen bepleiten. Wat appellanten onder meer vrezen, is dat verweerder met de subsidie de activiteiten van NS in Duitsland subsidieert. Appellanten stellen dat zij hun standpunten niet kunnen onderbouwen, als zij geen inzicht krijgen in de kosten en opbrengsten van NS.
5. De rechter-commissaris stelt vast dat inzicht in de kosten en opbrengsten van NS, zoals die onder andere zijn opgenomen in het rapport en het concept-rapport van PwC, appellanten inderdaad zou helpen om hun standpunten te onderbouwen. De rechter-commissaris is echter van oordeel dat in dit stadium van de procedure het ontbreken van dat inzicht appellanten niet verhindert om de door hen gestelde schending van (onder meer) het Unierecht effectief aan de orde te stellen. Indien appellanten het College toestemming geven om mede op de grondslag van de vertrouwelijke stukken uitspraak te doen, zal het College immers inzicht hebben in de kosten en opbrengsten. Mocht dat nodig zijn, dan kan het College in een later stadium van de procedure maatregelen nemen om te blijven verzekeren dat de procesvoering voor appellanten eerlijk is.
6. Uit het voorgaande volgt dat beperking van de kennisneming van de stukken waarop het verzoek nog ziet, gerechtvaardigd is.
7. Zoals hiervoor al is vermeld, kan het College alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent.
8. Appellanten wordt verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken 9.1, 23, 23.1, 23.2 en 23.3 uitspraak doet op het beroep.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken 9.1, 23, 23.1, 23.2 en 23.3 gerechtvaardigd is;
- verzoekt appellanten om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van deze stukken uitspraak doet op het beroep.
Aldus genomen door mr. J.H. de Wildt, in tegenwoordigheid van mr. M.B.L. van der Weele als griffier, op 14 januari 2022.
De rechter-commissaris en de griffier zijn verhinderd deze beslissing te ondertekenen.