Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juni 2022 op het hoger beroep van:
[naam 2] RA( [naam 2] ), te [plaats 2] , appellanten
[naam 3]( [naam 3] ), te [plaats 3] , ingediend tegen appellanten.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de accountantskamer, waarin appellanten, [naam 1] RA en [naam 2] RA, worden verweten dat zij in hun forensisch onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden bij een vereniging niet voldoende zorgvuldigheid en vakbekwaamheid hebben betracht. De accountantskamer had eerder geoordeeld dat appellanten onvoldoende onderzoek hebben gedaan naar aanwijzingen voor onregelmatigheden en dat zij hun toezeggingen met betrekking tot wederhoor niet volledig zijn nagekomen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de accountantskamer terecht heeft geoordeeld dat appellanten niet konden volstaan met een formele controle van de autorisatie van facturen, maar ook de zakelijkheid van de kosten had moeten onderzoeken. Het College stelt vast dat de accountants niet hebben voldaan aan hun verplichtingen, vooral gezien de aanwijzingen van een creditering die mogelijk op fraude duidt. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, en de accountants worden gewaarschuwd voor hun tekortkomingen in de uitvoering van hun opdracht. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en vakbekwaamheid in de accountantspraktijk, vooral in situaties waar integriteit in het geding is.