ECLI:NL:CBB:2022:29

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
21/540
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL op basis van SBI-code en bedrijfsomschrijving

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 januari 2022, zaaknummer 21/540, is de aanvraag van [naam 1] B.V. voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) afgewezen. De aanvraag werd afgewezen omdat de SBI-code waaronder de onderneming op 15 maart 2020 was ingeschreven, niet in aanmerking kwam voor subsidie. De appellante had een SBI-code van 64.20 (Financiële holdings) en een bedrijfsomschrijving van 'Holding', wat niet overeenkwam met de vereisten van de TVL. De minister van Economische Zaken en Klimaat verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het beroep bij het College.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2021 werd aangevoerd dat de SBI-code niet langer de feitelijke activiteiten van de onderneming dekte, aangezien appellante in 2019 een dochtervennootschap had opgericht voor de organisatie van festivals. De appellante stelde dat de activiteiten onder de SBI-code 93.299 (Overige recreatie) vielen, die wel recht gaf op subsidie. Het College oordeelde echter dat de minister terecht had geconcludeerd dat de SBI-code en bedrijfsomschrijving op de peildatum niet correct waren en dat de TVL geen ruimte bood voor het verlenen van subsidie op basis van feitelijke activiteiten.

Het College concludeerde dat de verantwoordelijkheid voor het correct vermelden van de bedrijfsomschrijving bij appellante lag en dat wijzigingen in het handelsregister na de peildatum niet relevant waren. De uitspraak benadrukte dat de appellante niet kon aantonen dat er sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien de vergelijkbare organisatie, Stichting Dance Tour, op de peildatum wel correct was ingeschreven. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/540

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: W.A.C. van den Noort
)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. Scholtes).

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder appellantes aanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) afgewezen.
Bij besluit van 31 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2021.
Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
2. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de TVL.
3. Over de onderneming van appellante was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code 64.20 (Financiële holdings) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘Holding’.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de SBI-codes waarmee appellante op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister niet zijn opgenomen in de bijlage bij de TVL. In bezwaar heeft verweerder onderzocht of met toepassing van artikel 2, derde lid, van de TVL een uitzondering kon worden gemaakt. De bedrijfsomschrijving op 15 maart 2020 kan volgens verweerder echter niet worden gekoppeld aan een SBI-code die wel in aanmerking komt voor subsidie in het kader van de TVL. Met een latere aanpassing van de activiteitenomschrijving en de op basis daarvan geregistreerde SBI-code kan geen rekening worden gehouden. Verder geeft de TVL verweerder geen ruimte om op basis van feitelijke bedrijfsactiviteiten subsidie te verlenen. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt appellante
5. Appellante voert aan dat de destijds door de KvK toegekende SBI-codes niet langer de lading van de feitelijke activiteiten dekken. Tot 2019 verrichtte appellante inderdaad holdingactiviteiten conform de SBI-code 64.20. In 2019 heeft zij echter een 100% dochtervennootschap, BS-Events B.V., opgericht voor de exploitatie van festivals. Op het moment van de start van de kaartverkoop van Breda in Concert was haar dochtervennootschap nog niet operationeel. Appellantes activiteiten waren om die reden ten tijde van de referentieperiode hoofdzakelijk het organiseren van festivals. Die activiteit valt wel onder de TVL, namelijk onder SBI-code 93.299 (Overige recreatie (rest) (geen jachthavens). Op het moment van de organisatie van het festival was nog niet bekend dat in de toekomst een eventuele subsidie zou worden toegekend en het was dus onmogelijk daar op het moment zelf rekening mee te houden. Bovendien was het de bedoeling om het evenement incidenteel onder te brengen bij appellante. Uiteindelijk heeft appellante daarom de KvK verzocht de SBI-code aan te passen. Op grond van de door appellante in verband daarmee overgelegde stukken heeft de KvK de SBI-code aangepast met terugwerkende kracht naar SBI-code 93.299. De subsidie-afwijzing berust enkel en alleen op het feit dat de SBI-code en de daarbij horende bedrijfsomschrijving in het handelsregister onjuist zijn. Dit is in strijd met het motiveringsbeginsel. Appellante verwijst daarbij naar eerdere uitspraken van het College (van 22 december 2020, ECLI:NL:CBB:2020:996, ECLI:NL:CBB:2020:997 en ECLI:NL:CBB:2020:998). Verder is het besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Zo is aan Stichting Dance Tour, eveneens een festival op het Chasséveld te Breda, wel subsidie toegekend.
Beoordeling door het College
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderneming van appellante op de peildatum 15 maart 2020 niet stond ingeschreven met een hoofd- of nevenactiviteit die is vermeld in de bijlage bij de TVL, zoals is vereist op grond van artikel 2, aanhef, tweede lid, onder c en d, van de TVL.
7. Verweerder heeft vervolgens de in artikel 2, derde lid, van de TVL opgenomen maatwerkprocedure gevolgd. Verweerder heeft daarbij terecht geconcludeerd dat geen uitzondering kon worden gemaakt op grond van deze bepaling. In de bedrijfsomschrijving ‘Holding’ kan geen aanknopingspunt worden gevonden voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in de bijlage bij de TVL staat.
8. Verweerder is terecht voorbij gegaan aan de feitelijke bedrijfsactiviteiten van appellante. De TVL biedt geen ruimte om rekening te houden met feitelijke bedrijfsactiviteiten. Verder ligt de verantwoordelijkheid voor het vermelden van de juiste bedrijfsomschrijving, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 19 van de Handelsregisterwet 2007 en artikel 11 van het Handelsregisterbesluit 2008, bij appellante. Zelfs als de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten vanaf het moment van de inschrijving in het handelsregister onjuist was, hoefde verweerder daar dus geen rekening mee te houden. Ook hoeft verweerder geen rekening te houden met wijzigingen (al dan niet met terugwerkende kracht) die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum van 15 maart 2020. Uit de uitspraken van het College waarnaar appellante verwijst volgt niet dat verweerder een nader onderzoek moet doen naar de feitelijke activiteiten van appellante dat verder gaat dan een onderzoek van de gegevens in het handelsregister. Het College ziet in wat appellante heeft aangevoerd daarom geen aanknopingspunt voor de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Dat sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel is door appellante niet aannemelijk gemaakt. Appellantes verwijzing naar festivalorganisator Stichting Dance Tour, die wel subsidie heeft gekregen, kan haar niet helpen, nu zowel verweerder als appellante zelf, in haar beroepschrift, aangeven dat deze organisatie op de peildatum wel met de juiste SBI-code en bedrijfsomschrijving stond ingeschreven in het handelsregister. In dat opzicht is de onderneming van appellante dan ook niet vergelijkbaar met deze festivalorganisator.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding,

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers in aanwezigheid van mr. M.H. van Kersbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2022.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
BIJLAGE
Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL)
Artikel 2 van de TVL luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De minister verstrekt eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juni, juli, augustus en september van 2020.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van de omzet in de referentieperiode met de ratio tussen de vaste kosten en de omzet van een gemiddeld bedrijf, zoals per sector genoemd in de vierde kolom van de tabel in de bijlage, ten minste € 4.000 bedraagt;
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofd- of nevenactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage;
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
3. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien uit de aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de onderneming, waaronder de onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister, ten genoegen van de minister blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage.
4. (…)”
Handelsregisterwet 2007 (Hrw)
Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Hrw doen de daartoe verplichte personen, met inachtneming van het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de opgaven die de Kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de in artikel 9 tot en met 14, 15a, tweede lid, en 16a, eerste lid, genoemde en de in artikel 17, onderdeel a, bedoelde gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.
Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb)
Op grond van artikel 11, aanhef en onder b, van het Hrb wordt in het handelsregister over een onderneming opgenomen een korte aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten.