Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2022 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante
de Kamer van Koophandel, verweerster
[naam 3] B.V., te [plaats] , belanghebbende
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] B.V. en de Kamer van Koophandel over de inschrijving van het ontslag van [naam 3] B.V. als bestuurder van [naam 5] B.V. Het primaire besluit van de Kamer van Koophandel, dat het ontslag van [naam 3] als bestuurder per 8 mei 2020 inschreef, werd door [naam 1] B.V. betwist. De Kamer had gerede twijfel over de juistheid van de opgave van het ontslag, wat leidde tot een aanpassing van de inschrijving in het handelsregister.
Het College oordeelde dat de Kamer van Koophandel terecht twijfelde aan de geldigheid van het ontslag. Er waren onduidelijkheden over de naleving van de statuten en de wettelijke bepalingen tijdens de aandeelhoudersvergadering. Het College concludeerde dat de stukken die door [naam 1] B.V. waren overgelegd onvoldoende bewijs boden dat het ontslag rechtsgeldig was. Bovendien was het onduidelijk of het stemrecht van [naam 3] op juiste wijze was geblokkeerd, en of de vergadering geldig was bijeengeroepen.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van [naam 1] B.V. ongegrond en bevestigde de beslissing van de Kamer van Koophandel om de inschrijving aan te passen. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedures bij het ontslag van bestuurders en de noodzaak om aan alle wettelijke vereisten te voldoen.