ECLI:NL:CBB:2022:272

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
20/1057
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de juistheid van de schorsing van een bestuurder in het handelsregister

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 mei 2022, zaaknummer 20/1057, staat de vraag centraal of de Kamer van Koophandel terecht gerede twijfel heeft geuit over de juistheid van de opgave tot schorsing van [naam 2] B.V. als bestuurder van [naam 5] B.V. per 14 april 2020. De zaak is ontstaan na een besluit van de Kamer van Koophandel op 13 juni 2020, waarin de schorsing van [naam 2] als bestuurder werd ingeschreven. Dit besluit werd later aangepast na een bezwaar van [naam 2], dat door de Kamer gegrond werd verklaard. [naam 1] B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 21 maart 2022 werd duidelijk dat er twijfels bestonden over de naleving van de wettelijke en statutaire bepalingen bij de besluitvorming rondom de schorsing. [naam 1] stelde dat alle procedures correct waren gevolgd, terwijl de Kamer van Koophandel betoogde dat de meerderheid van stemmen niet was behaald en dat [naam 2] niet de gelegenheid had gekregen om zich te verantwoorden. Het College concludeerde dat de Kamer van Koophandel terecht twijfels had over de juistheid van de schorsing en dat de aanpassing in het handelsregister gerechtvaardigd was.

Het College verklaarde het beroep van [naam 1] ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van correcte besluitvorming binnen vennootschappen en de rol van de Kamer van Koophandel in het waarborgen van de juistheid van inschrijvingen in het handelsregister.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1057

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2022 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: [naam 3] ),
en

de Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: mr. B.A. van den Enden-Holtkamp).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 2] B.V., te [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: [naam 4] ).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerster de schorsing van [naam 2] B.V. ( [naam 2] ) als bestuurder van [naam 5] B.V. met ingang van 14 april 2020 ingeschreven in het handelsregister.
Bij besluit van 6 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van [naam 2] gegrond verklaard en de inschrijving aangepast.
[naam 1] B.V. ( [naam 1] ) heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
[naam 2] heeft een zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2022. Namens [naam 1] is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [naam 6] . Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens [naam 2] is haar gemachtigde verschenen, bijgestaan door [naam 7] .

Overwegingen

1.1
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel staan [naam 1] en [naam 2] geregistreerd als bestuurders van [naam 5] B.V. [naam 1] houdt 40% van de aandelen van [naam 5] B.V. en [naam 2] houdt 60% van de aandelen.
1.2
[naam 3] ( [naam 3] ) is enig bestuurder en aandeelhouder van [naam 1] . [naam 4] ( [naam 4] ) is enig bestuurder en aandeelhouder van [naam 2] .
1.3
Op 12 juni 2020 heeft [naam 3] bij verweerster de schorsing van [naam 2] als bestuurder van [naam 5] B.V. per 14 april 2020 opgegeven. Met het primaire besluit heeft verweerster besloten tot inschrijving van deze opgave in het handelsregister.
Het bestreden besluit
2. Verweerster heeft de inschrijving in het handelsregister aangepast. Naar aanleiding van het bezwaar van [naam 2] is bij verweerster gerede twijfel ontstaan over de juistheid van de opgave tot schorsing van [naam 2] als bestuurder van [naam 5] B.V. per 14 april 2020.
Beroepsgronden [naam 1]
3. [naam 1] is van mening dat verweerster een onjuist besluit heeft genomen. Zij stelt dat bij het besluit tot schorsing de geldende wettelijke en statutaire bepalingen zijn nageleefd. Zo is de algemene aandeelhoudersvergadering voorbereid door een ervaren ondernemingsrecht jurist, zijn de uitnodigingen voor de online vergadering op tijd en geldig bezorgd, waren de genodigden bij de vergadering aanwezig en erkenden zij deze. Daarnaast is tijdens de vergadering sprake geweest van hoor en wederhoor en heeft een geldige stemming plaatsgevonden. Vervolgens zijn de genomen besluiten op schrift gesteld en met de notulen verzonden aan [naam 2] . Verder is in de vergadering, de notulen en de besluiten verwezen naar de relevante bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek en de statuten. Volgens [naam 1] blijkt duidelijk uit de stukken dat de uitnodiging en het besluit zijn gericht aan [naam 2] en niet aan Van der Gevel. Tot slot wijst [naam 1] erop dat het bestreden besluit schade heeft veroorzaakt bij [naam 5] B.V. en maakt verweerster het moeilijk om [naam 2] uit [naam 5] B.V. te stoten en de schade te verhalen.
Verweer
4. Verweerster stelt dat zij gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgegeven schorsing van [naam 2] Holding B.V. als bestuurder van [naam 5] B.V. Volgens verweerster is onduidelijk of de statutaire en wettelijke bepalingen zijn nageleefd bij het besluit tot schorsing en blijkt uit de stukken, die [naam 1] heeft overgelegd, evenmin dat het besluit tot schorsing is genomen in een aandeelhoudersvergadering met meerderheid van stemmen. Verweerster wijst erop dat [naam 2] , als aandeelhouder, een meerderheid van stemmen heeft, zodat de vereiste meerderheid voor het besluit tot schorsing niet is behaald. Evenmin blijkt uit de overgelegde stukken of [naam 2] een raadgevende stem heeft gehad en of zij de gelegenheid heeft gehad zich te verantwoorden. Verder wordt in het besluit gesproken over een mogelijke schorsing van de heer [naam 4] als persoon, terwijl [naam 2] de bestuurder van de vennootschap is. Gelet op het voorgaande, is verweerster van mening dat zij terecht de inschrijving in het handelsregister heeft aangepast.
Zienswijze [naam 2]
5. [naam 2] betwist dat sprake is van een rechtsgeldig genomen besluit tot schorsing, nu de geldende wettelijke en statutaire bepalingen niet in acht zijn genomen bij de besluitvorming. Evenmin is sprake geweest van een rechtsgeldig en tijdig bijeengeroepen aandeelhoudervergadering en zijn de door [naam 1] overgelegde e-mails geen notulen. Voor zover wel sprake is geweest van een geldig bijeengeroepen aandeelhoudersvergadering, is het besluit tot schorsing niet met een meerderheid van stemmen genomen. Verder wijst [naam 2] erop dat [naam 1] het besluit tot schorsing heeft gericht aan Van der Gevel als natuurlijk persoon en niet aan haar. Van der Gevel is geen bestuurder van [naam 5] B.V. en kan daarom niet als bestuurder worden geschorst. Evenmin kan de schorsing van Van der Gevel gelijk worden gesteld met de schorsing van [naam 2] .
Beoordeling
6.1
Het College ziet zich gesteld voor de vraag of verweerster zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat gerede twijfel bestaat over de juistheid van de opgave tot schorsing van [naam 2] als bestuurder van [naam 5] B.V. per 14 april 2020.
6.2
Het College beantwoordt deze vraag bevestigend. Op basis van de stukken die [naam 1] heeft overgelegd, is niet duidelijk of de statuten op de juiste wijze zijn nageleefd. Zo is niet duidelijk of sprake is geweest van een geldig bijeengeroepen en geldig gehouden aandeelhoudersvergadering, waardoor evenmin duidelijk is of sprake is van een geldig schorsingsbesluit. Ook is het schorsingsbesluit niet met meerderheid van stemmen genomen, aangezien [naam 2] 60% van de aandelen houdt. Bovendien blijkt niet dat [naam 2] een raadgevende stem heeft gehad of in de gelegenheid is gesteld zich te verantwoorden. Verder wordt in de stukken gesproken over de schorsing van Van der Gevel, terwijl niet hij maar [naam 2] bestuurder van [naam 5] B.V. is.
6.3
Gezien het voorgaande is het College van oordeel dat verweerster het bezwaar van [naam 2] terecht gegrond heeft verklaard. De opgave van de schorsing per 14 april 2020 is terecht door verweerster aangepast in het handelsregister.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. C.M.J. Rouwers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.

Bijlage

Het Handelsregisterbesluit 2008 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Artikel 4
1. De Kamer onderzoekt of een opgave afkomstig is van iemand die tot het doen ervan bevoegd is, en of de opgave juist is, tenzij in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte reeds onderzoek naar gelijkwaardige eisen is verricht en hieruit blijkt dat de opgave aan de eisen voldoet.
(…)
3. Indien de Kamer ervan overtuigd is dat de opgave is gedaan door iemand die tot het doen ervan bevoegd is en van oordeel is dat de opgave juist is, gaat zij onverwijld over tot inschrijving.
Artikel 5
(…)
2. De Kamer kan weigeren om tot inschrijving over te gaan indien:
(…)
e. de Kamer gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave.”
De statuten van [naam 5] B.V. luiden – voor zover hier van belang – als volgt:
“Artikel 12
(…)
3. De Algemene Vergadering benoemt de bestuurders en is te allen tijde bevoegd iedere bestuurder te schorsen of te ontslaan. (…)
5. Een bestuurder wordt in de Algemene Vergadering waarin zijn schorsing of ontslag aan de orde komt in de gelegenheid gesteld zich te verantwoorden en zich daarbij door een raadsman te doen bijstaan.
Artikel 15
(…)
5. De bijeenroeping van Vergadergerechtigden geschiedt, onverminderd het in lid 3 van dit artikel bepaalde, schriftelijk door of namens het Bestuur aan de adressen van de Vergadergerechtigden, zoals deze zijn vermeld in het register van Aandeelhouders, niet later dan op de achtste dag vóór die van de vergadering.
De oproeping kan, indien de Vergadergerechtigde hiermee instemt, geschieden dor een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht aan het adres dat door de Vergadergerechtigde voor dit doel schriftelijk aan de Vennootschap is bekend gemaakt.
6. De oproeping houdt de agenda van de vergadering in. (…).
Artikel 16
(…)
2. De voorzitter wijst één van de aanwezigen aan voor het houden van de notulen en stelt met deze secretaris de notulen vast, ten blijke waarvan hij deze met de secretaris tekent.
(…)
5. De bestuurders hebben als zodanig in de Algemene Vergaderingen een raadgevende stem.
Artikel 17
(…)
5. Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven worden alle besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen.