ECLI:NL:CBB:2022:24

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
21/971
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift wegens termijnoverschrijding

Op 18 januari 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer 21/971. Appellante, [naam 1], h.o.d.n. [naam 2], heeft verzet aangetekend tegen de uitspraak van 9 november 2021, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat had op 28 juni 2021 een besluit genomen, waartegen appellante beroep had ingesteld. Het College oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de door appellante aangevoerde omstandigheden zoals ziekte en afwezigheid door werkzaamheden. Het College heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat de beroepsgronden van appellante niet inhoudelijk behandeld kunnen worden. Het verzet is ongegrond verklaard, wat betekent dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd. Het College heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, maar heeft wel besloten het door appellante betaalde griffierecht van € 181,- terug te betalen.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 op het verzet van

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellante

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (staatssecretaris) van 28 juni 2021 (bestreden besluit).
Bij uitspraak van 9 november 2021 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van 9 november 2021 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Vaststaat dat het beroepschrift te laat is ingediend. Partijen verschillen daarover ook niet van mening. Appellante heeft in het verzetschrift herhaald dat zij ervan uitging dat de termijn pas begon te lopen op de dag waarop zij het bestreden besluit heeft afgehaald, dat zij een week niet thuis is geweest in verband met werkzaamheden in haar bedrijf en dat het haar door ziekte niet is gelukt om binnen de termijn een beroepschrift in te dienen. Het College heeft in de uitspraak van
9 november 2021 terecht geoordeeld dat die omstandigheden de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken.
3. Appellante heeft in het verzetschrift ook aangevoerd dat de staatssecretaris op al haar aanvragen nooit tijdig heeft beslist. Ook dat maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
4. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van appellante niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd. Het College kan en zal daarom niet ingaan op de, in het verzetschrift herhaalde, beroepsgronden van appellante tegen het bestreden besluit.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen aanleiding. Wel ziet het College in de omstandigheden van het geval aanleiding de griffier op te dragen het door appellante voor het beroep betaalde griffierecht
(€ 181,-) aan haar terug te betalen.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 18 januari 2022.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer