Op 18 januari 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer 21/971. Appellante, [naam 1], h.o.d.n. [naam 2], heeft verzet aangetekend tegen de uitspraak van 9 november 2021, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat had op 28 juni 2021 een besluit genomen, waartegen appellante beroep had ingesteld. Het College oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de door appellante aangevoerde omstandigheden zoals ziekte en afwezigheid door werkzaamheden. Het College heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat de beroepsgronden van appellante niet inhoudelijk behandeld kunnen worden. Het verzet is ongegrond verklaard, wat betekent dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd. Het College heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, maar heeft wel besloten het door appellante betaalde griffierecht van € 181,- terug te betalen.