1.8De [bank 1] heeft in verband met de financieringsaanvraag de volgende stukken ontvangen:
a. een finale verkoopovereenkomst inzake de overname van de activiteiten van [naam 9] BV te [plaats 2] , waarin onder meer staat dat kopers in verband met de overname van de aandelen van [naam 9] een bedrag van
€ 9.000.000,-, waarvan € 6.000.000,- aan goodwill, aan [naam 2] als verkoper zullen betalen. Onderaan de overeenkomst staat dat deze is getekend op 15 september 2011. Als ondertekenaars staan de namen van [naam 2] en de heren [naam 10] en [naam 11] vermeld;
een niet-ondertekende jaarrekening 2012 van [naam 3] , volgens welke [naam 3] per
31 december 2012 over een eigen vermogen van € 9.041.797,- en een bedrag van
€ 9.020.843,- aan liquide middelen beschikte (op 20 januari 2014 ontvangen vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1] );
een niet-ondertekende jaarrekening 2013 van [naam 3] , volgens welke [naam 3] per
31 december 2013 over een eigen vermogen van € 4.870.741,- en een bedrag van
€ 5.447.326,- aan liquide middelen beschikte (op 10 juli 2014 toegezonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres 2] , waarnaar het was toegezonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres 3] ). In deze jaarrekening staat verder dat in het derde kwartaal van 2013 een bedrag van € 3.700.000,- aan dividend is uitgekeerd en dat daarover vermogensbelasting is afgedragen. Verder wordt vermeld dat eind 2013 een toezegging van € 4.300.000,- is gedaan aan [naam 4] voor de bouw van een nieuw restaurant in [plaats 3] , waarvoor een voorziening is gevormd;
een ondertekende aangifte dividendbelasting 2013 van [naam 3] waarop appellante als ondertekenaar is vermeld;
een aangifte inkomstenbelasting 2013 van [naam 2] waarop bij ‘overige bezittingen’ in box 3 een bedrag van € 3.699.488 is vermeld (ontvangen op 5 oktober 2015);
29 facturen op naam van bouwbedrijf [naam 12] (op 18 november 2014 toegezonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres 3] , met een cc. aan [naam 2] );
een budgetbestand (eveneens op 18 november 2014 toegezonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres 3] , met een cc. aan [naam 2] );
kopieën van bankafschriften van een bankrekening bij [bank 2] op naam van [naam 3] , volgens welke afschriften in totaal € 4.700.000,- aan bouwbedrijf [naam 12] is betaald (op 20 november 2014 toegezonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres 3] , met een cc. aan [naam 2] );
i. een ondertekende leningsovereenkomst [naam 3] – [naam 4] d.d. 3 oktober 2014, volgens welke [naam 3] een bedrag van € 2.300.000,- leent aan [naam 4] en waarin als ondertekenaars [naam 2] en appellante worden vermeld.